Samenvatting
– Polymyalgia rheumatica (PMR) en arteriitis temporalis (AT) zijn nauw verwante, relatief frequent voorkomende inflammatoire aandoeningen, met een incidentie van respectievelijk 50 en 18 per 100.000 per jaar bij 50-plussers.
– De meest voorkomende klacht bij PMR is langer dan 1 maand aanwezige, door beweging verergerende pijn en ochtendstijfheid in de schouder- en bekkengordels en in de nekregio.
– Bij AT gaat het om een vasculitis van de grote en middelgrote arteriën die uit de aortaboog ontspringen met als klachten: nieuwe, hevige, over de slapen of het achterhoofd gelokaliseerde hoofdpijn, claudicatie van de kaakspieren, visusstoornissen en claudicatie van de armen.
– Kenmerkend voor AT is een histopathologische panarteriitis met een overwegend lymfohistiocytair celinfiltraat. Activatie van macrofagen staat centraal bij de arteriitis.
– De gebruikelijke behandeling van PMR en AT vindt plaats met glucocorticoïden, waarbij men bij PMR-patiënten begint met prednison 10-20 mg dd en bij AT-patiënten met prednison 30-40 mg tot 1 mg/kg lichaamsgewicht.
– Bij AT-patiënten met recente visusklachten start men met intraveneus toegediende hoge doses glucocorticoïden, bijvoorbeeld 3 dagen achtereen methylprednisolon 1 g.
– Een behandeling van 1-2 jaar van PMR- en AT-patiënten is heel gebruikelijk; vanwege bijwerkingen van langdurig gebruik van glucocorticoïden is osteoporoseprofylaxe door oraal gebruik van extra calcium, vitamine D en bisfosfonaten aangewezen.
Ned Tijdschr Geneeskd 2005;149:1932-7
Reacties