Patiënten met een coïnfectie van HIV en hepatitis-B-virus (HBV): gunstig effect van lamivudine, als onderdeel van antiretrovirale combinatiebehandeling, op HBV mogelijk afhankelijk van het CD4-celaantal

Onderzoek
M.C.A. Smit
M.H. Haverkamp
A.J.L. Weersink
C.A.B. Boucher
I.M. Hoepelman
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2004;148:2330-4
Abstract

Samenvatting

Doel

Nagaan welk effect lamivudine heeft op HBV-coïnfectie bij HIV-geïnfecteerde patiënten.

Opzet

Retrospectief.

Methode

Bij 800 HIV-geïnfecteerde patiënten, bekend op de polikliniek Infectieziekten van het Universitair Medisch Centrum Utrecht, werden retrospectief de HBsAg-status en het lamivudinegebruik nagegaan. Bij de groep van HBsAg-positieve patiënten met lamivudinegebruik 150 mg 2 dd als onderdeel van krachtige antiretrovirale therapie (HAART) werd HBV-DNA kwantitatief in nog aanwezig plasma bepaald. Tevens werden de volgende parameters uit de statussen onderzocht: HBsAg, HBeAg, activiteit van alanineaminotransferase (ALAT) en CD4-celaantal.

Resultaten

29 (3,6) HIV-geïnfecteerde patiënten waren HBsAg-posititief. Bij 14 van deze 29 patiënten was HBV-DNA aantoonbaar in plasma vóór starten van de therapie. 10 van de recente patiënten hadden tenminste 200 × 106 CD4-cellen/l. Na 6 maanden therapie was de HBV-DNA-hoeveelheid significant gedaald (t-toets voor gepaarde waarnemingen; p = 0,001) in de groep patiënten bij wie het CD4-celaantal bij de start van de therapie minstens 200 × 106/l bedroeg, in tegenstelling tot de groep met minder dan 200 × 106 CD4-cellen/l. Het verschil in effect van lamivudine was statistisch significant (p = 0,021). Aan het einde van de follow-upperiode van respectievelijk gemiddeld 32 en 13 maanden was bij 7 patiënten geen HBV-DNA meer te detecteren en was de ALAT-waarde genormaliseerd bij 9 patiënten (64).

Conclusie

In deze retrospectieve studie was lamivudine effectief in de behandeling van HIV-geïnfecteerde patiënten met een HBV-coïnfectie. De daling van de hoeveelheid circulerend HBV hing samen met het aantal CD4-cellen.

Auteursinformatie

Universitair Medisch Centrum Utrecht, postbus 85.500, 3508 GA Utrecht.

Eijkman-Winkler Instituut voor Microbiologie, Infectieziekten en Ontsteking: mw.dr.A.J.L.Weersink en hr.dr.C.A.B.Boucher, artsen-microbiologen.

Contact Afd. Inwendige Geneeskunde en Infectieziekten: hr.M.C.A.Smit en mw.M.H.Haverkamp, co-assistenten; hr.prof.dr.I.M.Hoepelman, internist-infectioloog (i.m.hoepelman@digd.azu.nl)

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties