Samenvatting
Doel
Deze bijdrage beschrijft en bediscussieert de standpunten van de specialist ouderengeneeskunde (SO) en de gemeentelijk lijkschouwer (GL) ten aanzien van de kwalificaties ‘natuurlijk overlijden’ en ‘niet-natuurlijk overlijden’ bij mensen met gevorderde dementie die overleden zijn na een val in een zorginstelling.
Opzet
Een digitale vragenlijst werd verstuurd naar alle SO’s in opleiding en opleiders in Nederland en naar alle 23 GL’s in de regio Midden-Holland.
Methode
In de vragenlijst werden, naast kennisvragen over de wet- en regelgeving en prognostische cijfers over overlijden bij dementie, twee casussen voorgelegd die minimaal van elkaar verschilden. Aan de respondenten werd gevraagd of zij bij het overlijden zoals beschreven in de casus een verklaring van natuurlijk overlijden zouden afgeven en zo niet, of zij dit overlijden liever als een natuurlijk overlijden zouden hebben aangemerkt. Ook werd naar de argumenten voor de gemaakte keuze gevraagd.
Resultaten
Van de 405 SO-respondenten die de vragenlijst volledig hebben ingevuld, zou bij de twee geschetste casussen respectievelijk 68% en 49% een verklaring van natuurlijk overlijden hebben afgegeven of, wanneer zij dit niet hadden gedaan, dit liever wel willen doen. Alle 15 GL’s die de vragenlijst hebben ingevuld kwamen bij beide casussen tot de slotsom dat het een niet-natuurlijk overlijden betrof.
Conclusie
Het merendeel van de specialisten ouderengeneeskunde was van mening dat een verklaring van natuurlijk overlijden afgegeven kan worden wanneer iemand met dementie in een zorginstelling overlijdt na een fractuur veroorzakende val als deze val samenhangt met het natuurlijke ziekteverloop bij dementie.
Reacties