Samenvatting
In de periode 1-1-1982 tot 1-1-1988 zijn 52 kinderen met een zich in een eindstadium bevindende leverziekte in Groningen onderzocht om na te gaan of orthotope levertransplantatie een bijdrage zou kunnen zijn in de behandeling. Van de kinderen kwamen er in principe 24 in aanmerking voor een dergelijke transplantatie op termijn. Bij 12 kinderen achtte men het risico van de ingreep te groot of zou de behandeling een te geringe bijdrage leveren ter verbetering van de ‘kwaliteit’ van het leven. De ouders van 3 kinderen hebben uiteindelijk deze behandelingsvorm afgewezen. In de wachttijd voor een donorlever zijn 2 kinderen overleden. Elf kinderen ondergingen transplantatie, 2 kinderen tweemaal. Bij 3 kinderen is een gedeelte van een te grote lever orthotoop getransplanteerd. Door deze techniek kan het tekort aan donorlevers voor zuigelingen en peuters verminderd worden.
De leverziekten waaraan de getransplanteerde kinderen leden, waren cryptogene cirrose (1X), extrahepatische galgangatresie met een hepatoporto-enterostomie (8X) en een cirrose na een neonatale hepatitis (2X). Tien kinderen maken het goed en onderscheiden zich in activiteit niet van andere kinderen. Bij één kind ontstond een primaire dysfunctie van het transplantaat; hij is opnieuw getransplanteerd. De wachttijd voor een donorlever was gemiddeld 5 maanden. Bij kinderen met een terminale leverziekte moet een (partiële) orthotope levertransplantatie als behandeling overwogen worden.
Reacties