Samenvatting
Door middel van semi-gestructureerde interviews met 40 vrouwen en hun partners werden gegevens verzameld rond opvang en begeleiding enerzijds en rouwverwerking anderzijds na beëindiging van de zwangerschap op genetische indicatie, omdat er bij het kind een afwijking werd geconstateerd. In het verwerkingsproces nam het zelf moeten kiezen voor het al dan niet laten beëindigen van de zwangerschap een centrale plaats in. Het rouwproces kon worden bemoeilijkt door onzekerheid over de aantoonbaarheid of de prognose van de aandoening, een herhalingsrisico dat als groot wordt ervaren, negatief zelfbeeld, gevoelens van falen en reeds langer bestaande relationele of persoonlijke problemen. Heldere en volledige voorlichting, in combinatie met gerichte opvang tijdens de opname, bleek de basis te vormen voor adequate zorg. Follow-up-gesprekken na de opname hebben een ondersteunende functie, zowel voor de medewerkers van het ziekenhuis als voor het betrokken paar.
Reacties