Samenvatting
Doel
Vaststellen of bij kinderen met een chronische ziekte de vaccinatiestatus toereikend is, welke mate van vertraging bij de vaccinatie optreedt en welke kansen voor vaccinatie worden gemist.
Opzet
Retrospectief descriptief onderzoek.
Plaats
Beatrix Kinderkliniek, Academisch Ziekenhuis Groningen.
Methoden
Op de zuigelingen-peuterafdeling van de Beatrix Kinderkliniek werd uit alle opnamen in het kalenderjaar 1993 door middel van dossieronderzoek een groep kinderen geselecteerd (n = 79) met een chronische ziekte. Via de Provinciale Entadministratie in Groningen en via telefonisch contact met de ouders werden van deze kinderen de vaccinatiegegevens verkregen. Van 71 kinderen waren de gegevens compleet; deze werden vergeleken met de richtlijnen ten aanzien van vaccinatie tegen difterie, kinkhoest, tetanus en poliomyelitis anterior acuta (DKTP-vaccin) en tegen bof, mazelen en rubella (BMR-vaccin).
Resultaten
Voor alle DKTP-vaccinaties werd een vaccinatiegraad hoger dan 90 gehaald, weliswaar voor de 3e en de 4e met een vertraging van meer dan 3 maanden. Voor BMR was de vaccinatiegraad slechts 86. Van de kinderen kreeg maar 21 alle vaccins binnen een termijn van 1 maand na de aanbevolen leeftijd. Bij de overige 79 werden 56 kansen om tijdens opname een vaccin toe te dienen gemist. In totaal werd 21 keer de mogelijkheid om DKTP- en BMR-vaccin simultaan toe te dienen onbenut gelaten.
Conclusie
Kinderen met een chronische ziekte zijn in veel gevallen onvoldoende gevaccineerd.
Reacties