Samenvatting
Doel
Bepalen van de samenhang tussen roken en de genezing van gecompliceerde tibiafracturen.
Opzet
Retrospectief.
Methode
In de periode 1 januari 1994-31 december 2000 waren op de afdeling Heelkunde van het Universitair Medisch Centrum Utrecht 168 patiënten behandeld vanwege een gecompliceerde tibiafractuur; 118 patiënten met 125 fracturen werden opgenomen in de studie. Op basis van hun rookgedrag werden de patiënten ingedeeld bij de ‘niet-rokers’ of ‘rokers’. Van alle patiënten werd achterhaald of tijdens de behandeling complicaties waren opgetreden. Op basis van klinische en radiologische criteria werd vastgesteld wanneer de fractuur geconsolideerd was.
Resultaten
72 (61) patiënten waren niet-roker, 46 roker. De niet-rokers hadden 77 gecompliceerde tibiafracturen, de rokers 48. De initiële therapie was voor beide patiëntengroepen vergelijkbaar. Wondgenezingsstoornissen kwamen in beide groepen even vaak voor. Er was daarentegen een statistisch significant verschil in vóórkomen van osteïtis tussen beide groepen: 7 (9) maal bij de niet-rokers en 13 (27) maal bij de rokers (p = 0,04). De gemiddelde duur tot consolidatie bedroeg 26 weken voor niet-rokers en 33 weken voor rokers (p = 0,04). Rokers waren vaker en langduriger opgenomen en ondergingen meer reoperaties.
Conclusie
Gecompliceerde tibiafracturen genazen minder goed bij rokers. Bij rokende patiënten duurde de fractuurgenezing gemiddeld statistisch significant langer en er trad vaker osteïtis op.
Reacties