Samenvatting
Doel
Het onderzoeken van het risico op gastro-intestinale bloedingen (GIB) en klinisch relevante bloedingen bij gebruik van nieuwe orale anticoagulantia (nOAC’s).
Opzet
Systematische review en meta-analyse.
Methode
Medline, Embase en de Cochrane-database werden doorzocht (tot juli 2012). Er werden 43 gerandomiseerde gecontroleerde studies geïncludeerd (met in totaal 151.578 patiënten) waarin nOAC’s werden vergeleken met standaardbehandeling (ongeacht de indicatie).
Resultaten
Alle studies rapporteerden over klinisch relevante bloedingen en 19 expliciet over GIB. De oddsratio (OR) voor GIB bij patiënten die nOAC’s gebruikten was 1,45 (95%-BI: 1,07-1,97). Er was aanzienlijke heterogeniteit tussen de studies (I2 = 61%). Subgroepanalyse naar indicatie toonde bij patiënten met atriumfibrilleren een OR van 1,21 (95%-BI: 0,91-1,61), bij tromboprofylaxe na orthopedische chirurgie een OR van 0,78 (95%-BI: 0,31-1,96), bij behandeling van veneuze trombose een OR van 1,59 (95%-BI: 1,03-2,44) en bij patiënten met acuut coronair syndroom een OR van 5,21 (95%-BI: 2,58-10,53). Subgroepanalyse per medicament toonde een OR van 1,23 (95%-BI: 0,56-2,73) voor apixaban, een OR van 1,58 (95%-BI: 1,29-1,93) voor dabigatran, een OR van 0,31 (95%-BI: 0,01-7,69) voor edoxaban en een OR van 1,48 (95%-BI: 1,21-1,82) voor rivaroxaban. De OR voor klinisch relevante bloedingen bij gebruikers van nOAC’s was 1,16 (95%-BI: 100-1,34).
Conclusie
Patiënten met veneuze trombose of acuut coronair syndroom die met een nOAC behandeld worden hebben een hoger risico op GIB dan patiënten die de standaardbehandeling ontvangen. In Nederland zijn geen nOAC’s geregistreerd voor de indicatie ‘acuut coronair syndroom’. Het individuele risicoprofiel bepaalt de uiteindelijke keuze voor nOAC’s.
Reacties