In Nederland is het aantal dotterprocedures, of percutane coronaire interventies (PCI’s), van de kransslagvaten van het hart in 15 jaar tijd meer dan verdubbeld.1 Voor een deel komt dit door demografische ontwikkelingen. Daarnaast zijn er meer dottercentra gekomen, waar mogelijk meer procedures worden uitgevoerd dan strikt noodzakelijk. Bij patiënten met stabiele angina pectoris bijvoorbeeld, is het effect van een PCI op de overleving onduidelijk. Toch worden ook die patiënten gedotterd, soms op grond van onduidelijke indicaties.
Geen betere overleving
PCI’s verminderen de sterfte bij patiënten met een acuut coronair syndroom. Dit geldt met name bij patiënten met een myocardinfarct met ST-elevatie (STEMI), zowel bij jongere als bij oudere patiënten. Ook bij patiënten met een myocardinfarct zonder ST-elevatie lijkt de sterfte lager te zijn als zij een coronaire interventie ondergaan. Bij patiënten met stabiele angina pectoris is de overlevingswinst van een PCI echter minder duidelijk. Het is dan ook de…
Reacties