Samenvatting
Doel
Inventariseren van de prevalentie van op een intensive care unit (ICU) opgelopen infecties, van de verwekkers, de infectietypen en het antibioticabeleid.
Opzet
Puntprevalentieonderzoek.
Plaats
Onderzoek vond plaats in 78 Nederlandse ICU's, als onderdeel van een onderzoek in ICU's in 17 Westeuropese landen.
Methode
Door middel van een uitgebreide vragenlijst werden de gegevens verzameld van alle patiënten die op 29 april 1992 op de deelnemende ICU's waren opgenomen, en de follow-up-gegevens na 6 weken.
Resultaten
De meest frequente ICU-infecties waren pneumonie en lagere-luchtweginfecties (samen 63), gevolgd door urineweginfecties (16), sepsis (16) en wondinfecties (11). De meest gekweekte pathogene micro-organismen waren de Gram-negatieve bacteriën (92), met name Enterobacteriaceae (34) en Pseudomonas aeruginosa (30), daarna stafylokokken (37), enterokokken (20) en schimmels (10). De meest gebruikte antibiotica waren de cefalosporinen (30), daarna breed-spectrumpenicillinen (17), metronidazol (17) en aminoglycosiden (13). Op de dag van onderzoek werd in Nederland géén infectie met meticilline-resistente Staphylococcus aureus waargenomen; wel werden gentamicine-resistente coagulase-negatieve stafylokokken en ciprofloxacine-resistente P. aeruginosa gevonden. In Nederland maakten in veel ziekenhuizen microbiologen, infectiologen (84) en ziekenhuishygiënisten (51) deel uit van het ICU-team; in bijna de helft van de ziekenhuizen werd selectieve decontaminatie toegepast.
Conclusie
ICU-infecties vormen een reële bedreiging voor de ICU-patiënt. Ondanks een zorgvuldig antibioticabeleid in Nederland blijft resistentievorming een serieus probleem.
Reacties