Mogelijkheden en beperkingen van scintigrafie van de bijschildklier

Onderzoek
M. van den Berg
D.A. Piers
R.P. Zwierstra
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1987;131:1440-2
Abstract

Samenvatting

In een retrospectief onderzoek bij 28 patiënten met hyperparathyreoïdie bij wie hiervoor halsexploratie was verricht, werden de uitslagen van subtractiescintigrafie van de bijschildklieren met thalliumchloride-201 en technetium-99m vergeleken met de bevindingen bij operatie. Van de 97 onderzochte bijschildklieren bij de 28 patiënten bleken bij histologisch onderzoek 46 bijschildklieren normaal, 28 waren hyperplastisch, in 21 was een adenoom aanwezig en in 2 een carcinoom. De sensitiviteit, specificiteit en accuratesse van scintigrafie, berekend over de uitslagen van de 97 bijschildklieren, bedroegen respectievelijk 45, 96 en 69. Indien alleen de 28 hyperplastische bijschildklieren en de 21 adenomen beschouwd werden, was de sensitiviteit in de groep tumoren kleiner dan 1 cm (n=26) 23, in de groep tumoren groter dan 1 cm (n=23) 74.

Geconcludeerd wordt dat subtractiescintigrafie een betrouwbare methode kan zijn nadat de diagnose hyperparathyreoïdie is gesteld, bij opsporing van afwijkende bijschildklieren die groter zijn dan 1 cm. Kleinere bijschildklieren, waarbij het meestal om hyperplasie gaat, zullen vaak gemist worden.

Auteursinformatie

Academisch Ziekenhuis, Oostersingel 59, 9713 EZ Groningen.

Afd. Chirurgie: M.van den Berg; dr.R.P.Zwierstra, chirurg.

Afd. Nucleaire Geneeskunde: dr.D.A.Piers, internist.

Contact dr.R.P.Zwierstra

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties