Samenvatting
Doel
Evalueren of de voorgeschreven hoeveelheden sondevoeding overeenkomen met de daadwerkelijk toegediende hoeveelheden.
Opzet
Observationeel.
Methode
In de periode februari-mei 2003 werden gegevens verzameld van patiënten die volledig afhankelijk waren van sondevoeding (1,5-2,5 l per dag). Zij waren opgenomen op 6 verschillende klinische afdelingen in het Universitair Medisch Centrum St Radboud te Nijmegen. De grenswaarde voor een adequate toegediende hoeveelheid sondevoeding was plus of min 10% van de voorgeschreven hoeveelheid sondevoeding.
Resultaten
Er werden 55 patiënten (gemiddelde leeftijd: 57 jaar) geïncludeerd. Sondevoeding werd gegeven via een pomp (n = 37), in porties (n = 14) of via een combinatie van deze methoden (n = 1), of er vond continue toediening plaats via een zwaartekrachtsysteem (n = 3). De hoeveelheid toegediende sondevoeding was bij 40% van de patiënten significant kleiner dan de voorgeschreven hoeveelheid. De ratio van toegediende versus voorgeschreven energie was 87% voor alle vormen van sondevoeding, 85% voor pomptoediening, 94% voor portietoediening en 88% voor toediening via een zwaartekrachtsysteem. Het gemiddelde tekort aan energie bedroeg 1084 kJ per dag. Alleen op de intensivecareafdeling werd een adequate hoeveelheid toegediende sondevoeding gehaald. Onderbrekingen van de sondevoeding voor diagnostische of therapeutische doeleinden vormden de belangrijkste oorzaak van onvoldoende toegediende hoeveelheden sondevoeding.
Conclusie
De inzet van sondevoeding bij de preventie of behandeling van ondervoeding kan falen doordat er een verschil is tussen de voorgeschreven en de daadwerkelijk toegediende hoeveelheid sondevoeding. Oplossingen zijn het aanpassen van toedieningsschema’s en het gebruik van sondevoeding met een hogere energiedichtheid.
Reacties