Samenvatting
Doel
Vaststellen van het effect van de invoering van een autotransfusiesysteem op het aantal benodigde homologe bloedtransfusies rondom totale heup- en knievervangingsoperaties.
Opzet
Prospectief observationeel onderzoek.
Methode
Het aantal benodigde homologe bloedtransfusies na een totale heup- of knievervanging werd vergeleken bij 195 patiënten voor en 176 na invoering van een autotransfusiesysteem. Bij de beslissing tot homologe bloedtransfusie werd de ‘4-5-6 flexinorm’ strikt gehanteerd. De groepssamenstelling en het aantal benodigde transfusie-eenheden homoloog bloed (‘packed cells’) werden vergeleken met de t-toets en de χ2-toets. Bovendien gebruikten we multivariate logistische-regressieanalyse met als risicofactoren voor de noodzaak van een homologe bloedtransfusie de volgende variabelen: geslacht, leeftijd, soort operatie en het gebruik van een autotransfusiesysteem.
Resultaten
Na invoering van het autotransfusiesysteem was er zowel in de heup- als in de knievervangingsgroep een vermindering van het aantal gegeven transfusie-eenheden (respectievelijk 83 en 98%). Het gebruik van het autotransfusiesysteem was de enige variabele voor het voorspellen van de homologe transfusiebehoefte in het logistische-regressiemodel.
Conclusie
Na de invoering van een autotransfusiesysteem was er een vermindering van het aantal noodzakelijke homologe bloedtransfusies bij totale heup- en knievervangingsoperaties.
Reacties