Samenvatting
Doel
Vaststellen van de prevalentie van microalbuminurie (>= 30 mg24 h) bij kinderen met van insuline afhankelijke diabetes mellitus (IDDM).
Opzet
Retrospectief.
Plaats
Afdeling Kindergeneeskunde van het Academisch Ziekenhuis Vrije Universiteit, Amsterdam.
Methode
De albumine-uitscheiding werd bepaald in 24-uursurine bij 71 kinderen met IDDM (27 jongens en 43 meisjes). De gemiddelde leeftijd was 11,8 jaar (uitersten: 3,5-17,9), de ziekteduur 5,4 jaar (1,0-5,0). De groep met microalbuminurie werd vergeleken met de groep zonder microalbuminurie. De follow-up-gegevens, bij 4 kinderen na het starten van behandeling met captopril, worden beschreven.
Resultaten
De prevalentie van microalbuminurie was 16 (n = 11); in 7 (n = 5) was de microalbuminurie persisterend en in 9 (n = 6) intermitterend. De gemiddelde leeftijd van kinderen met microalbuminurie (14,0 jaar; 8,9-17,4) was significant hoger dan van kinderen zonder deze afwijking (11,7 jaar; 3,5-17,9). Microalbuminurie kwam voor bij 2 prepuberale kinderen. De leeftij d waarop de IDDM zich manifesteerde, was in de groep met microalbuminurie significant hoger (8,1 jaar; 1,9-13,0) dan in de groep zonder (5,8 jaar; 0,9-14,5). Het insulinegebruik was in de groep met microalbuminurie significant hoger (1,15 Ekg; 0,6-1,56) dan in de groep zonder (0,97 Ekg; 0,20-1,87). Er was geen verband tussen microalbuminurie en de ziekteduur of de metabole instelling.
Conclusie
Microalbuminurie kan zich bij IDDM-patiënten prepuberaal manifesteren, maar wordt veelal gevonden bij kinderen die reeds in de puberteit zijn. Er bestaat een correlatie tussen microalbuminurie en de leeftijd waarop dit ontstaat, de leeftijd waarop IDDM zich manifesteert en de insulinebehoefte. Secundaire preventie van diabetische nefropathie met een ACE-remmer lijkt mogelijk.
Reacties