Samenvatting
Doel
Beschrijven van veranderingen in de tijd ten aanzien van aantallen aangevraagde tests voor specifiek immunoglobuline E (IgE) en van de testresultaten bij kinderen, dit als bijdrage aan de discussie over de vraag in hoeverre de toename van de prevalentie van allergische ziekten is toe te schrijven aan een daadwerkelijke toename in allergische sensibilisatie of aan een toegenomen diagnostisch vermoeden van atopie bij artsen.
Opzet
Beschrijvend, retrospectief.
Methode
Wij onderzochten de resultaten van alle tests op specifiek IgE van kinderen in de leeftijd van 0-18 jaar, die verricht waren in ons ziekenhuislaboratorium in de periode 1985-2003. Dit laboratorium verrichtte in deze periode deze tests zowel voor de eerste- als voor de tweedelijnsgeneeskundigen. Wij analyseerden trends in de tijd voor aantallen aangevraagde tests (als maat voor het diagnostische vermoeden van atopie) en voor testuitslagen (als maat voor allergische sensibilisatie).
Resultaten
In de periode 1989-1995 nam het aantal aangevraagde tests toe van 1 per 10.000 kinderen per jaar tot 95 per 10.000 kinderen per jaar; daarna bleef het aantal aangevraagde tests stabiel. Tot 1990 werd meer dan 90 van de tests aangevraagd door tweedelijnsspecialisten; daarna werd ongeveer 70 van de tests aangevraagd door huisartsen (p < 0,001). De proportie positieve tests was tot 1991 ongeveer 27, en nam daarna toe tot > 45 (p < 0,001).
Conclusie
De toename van de proportie van het aantal positieve tests wijst op een toename in de allergische sensibilisatiegraad in de periode 1985-2000, die sindsdien is gestabiliseerd.
Ned Tijdschr Geneeskd. 2008;152:1779-83
Reacties