Samenvatting
- Er bestaat onder artsen veel weerstand tegen het voorschrijven van loperamide bij patiënten met acute infectieuze reizigersdiarree of ‘community-acquired’ diarree vanwege angst voor mogelijke nadelige effecten.
- Grote gerandomiseerde onderzoeken met loperamide als toevoeging op antibioticabehandeling of als monotherapie laten geen negatieve, maar juist positieve effecten zien.
- Internationale richtlijnen geven steeds meer ruimte voor behandeling met loperamide bij patiënten met infectieuze diarree, zonder dysenterie.
- Bij patiënten met dysenterie lijkt er geen reden te zijn om loperamide stelselmatig te mijden, maar is wel voorzichtigheid geboden.
- Bij immuuncompetente volwassenen met acute infectieuze reizigersdiarree of community-acquired diarree zonder ernstige comorbiditeit kan loperamide gebruikt worden als monotherapie of als toevoeging aan antibiotische behandeling. Hiermee kan zowel de frequentie van de diarree als de tijd tot verdwijnen van de diarree verminderd worden, zonder risico op ernstige complicaties.
Artikelinformatie
Aanvaard op
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2015;159:A9132
Loperamide bij diarree
In het artikel Loperamide bij acute infectieuze diarree (NTVG 2015;34:11446-50) vragen de auteurs aandacht voor de in hun ogen onterechte weerstand tegen het voorschrijven van loperamide bij patiënten met acute infectieuze reizigersdiarree of ‘community-acquired’ diarree vanwege angst voor mogelijke nadelige effecten.
In de NHG-standaard ‘Acute diarree’, waarvan de samenvatting recent in het NTVG werd gepubliceerd (2015;159:A8659), wordt loperamide in overweging gegeven bij patiënten met acute diarree. Loperamide wordt in de NHG-standaard ontraden bij patiënten < 8 jaar en niet slechts < 3 jaar, zoals de auteurs Douma en Smulders stellen.
Tevens stellen de auteurs dat er bij patiënten met bloederige diarree geen reden lijkt te zijn om loperamide stelselmatig te mijden, maar dat er wel meer voorzichtigheid geboden is. Gezien het feit dat deze patiëntengroepen in de meeste studies zijn geëxcludeerd en de auteurs zelf nader onderzoek adviseren, lijkt het ons niet verstandig om dit als een vrijbrief op te vatten om dit in de praktijk alvast voor te gaan schrijven aan patiënten met dysenterie.
Dr Margriet Bouma, huisarts, senior wetenschappelijk medewerker Nederlands Huisartsen Genootschap, Utrecht
Masja Loogman, huisarts, wetenschappelijk medewerker Nederlands Huisartsen Genootschap, Utrecht