Littekenbreukcorrectie met een polypropyleenmat: minder recidieven dan na primaire sluiting; een prospectief, gerandomiseerd onderzoek

Onderzoek
R.W. Luijendijk
M. van 't Riet
W.C.J. Hop
M.P. van den Tol
D.C.D. de Lange
M.M.J. Braaksma
J.N.M. IJzermans
R.U. Boelhouwer
B.C. de Vries
M.K.M. Salu†
J.C.J. Wereldsma
C.M.A. Bruijninckx
J. Jeekel
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2001;145:1642-7
Abstract

Samenvatting

Doel

Vaststellen van de effectiviteit van littekenbreukherstel door hechtingen of door een ingehechte mat.

Opzet

Gerandomiseerd, multicentrisch.

Methode

In de periode 1 maart 1992-31 januari 1998 werd bij 200 patiënten met een primaire littekenbreuk of eerste-recidieflittekenbreuk na een verticale mediane incisie en met een breukpoort kleiner dan 6 × 6 cm correctie uitgevoerd door sluiting met hechtingen of door het inhechten van een mat, in 12 ziekenhuizen. Follow-up werd gedaan met lichamelijk onderzoek. Cumulatieve 3-jaarsrecidiefpercentages werden berekend met de Kaplan-Meier-methode; mogelijke risicofactoren werden geëvalueerd met multivariate analyse.

Resultaten

Onder de evalueerbare 154 patiënten met een primaire littekenbreuk en 27 patiënten met een eerste-recidieflittekenbreuk werden 56 recidieven gevonden gedurende een gemiddelde follow-up van 26 respectievelijk 30 maanden. In de groep waar herstel met hechtingen was uitgevoerd (n = 97), was de man-vrouwratio 1:1 en de gemiddelde leeftijd 63 jaar (uitersten: 25-82); in de groep waar herstel met een mat was verricht (n = 84), was de man-vrouwratio 1,5:1 en de gemiddelde leeftijd 57 jaar (23-85). De cumulatieve 3-jaarsrecidiefpercentages voor patiënten na herstel met hechtingen of een mat waren respectievelijk 43 en 24 (p = 0,02) voor herstel van primaire littekenbreuken en 58 en 20 (p = 0,10) voor herstel van eerste-recidieflittekenbreuken. In de multivariate analyse waren hersteltechniek met hechtingen, infectie, prostatisme en een eerdere operatie voor een aneurysma van de abdominale aorta onafhankelijke risicofactoren voor het optreden van een recidieflittekenbreuk. De grootte van het defect was geen aantoonbare risicofactor.

Conclusie

Bij patiënten met een littekenbreuk in de mediaanlijn leidde herstel met een retrofasciale preperitoneale mat tot minder recidieven dan herstel met hechtingen, ook bij patiënten met kleine breukpoorten.

Auteursinformatie

Academisch Ziekenhuis Rotterdam-Dijkzigt, afd. Algemene Heelkunde, Dr. Molewaterplein 40, 3015 GD Rotterdam.

Dr.R.W.Luijendijk (thans: VU Medisch Centrum, afd. Plastische en Reconstructieve Chirurgie, Amsterdam); mw.M.van 't Riet, mw.M.P. van den Tol en mw.M.M.J.Braaksma, assistent-geneeskundigen; D.C.D. de Lange, uroloog; dr.J.N.M.IJzermans en prof.dr.J.Jeekel, chirurgen.

Erasmus Universiteit, afd. Epidemiologie & Biostatistiek, Rotterdam.

Dr.ir.W.C.J.Hop, medisch statisticus.

Ikazia Ziekenhuis, afd. Algemene Heelkunde, Rotterdam.

Dr.R.U.Boelhouwer, chirurg.

Medisch Centrum Haaglanden, locatie Westeinde, afd. Algemene Heelkunde, Den Haag.

Dr.B.C.de Vries, chirurg.

Medisch Centrum Rijnmond-Zuid, locatie Zuider, afd. Algemene Heelkunde, Rotterdam.

Dr.M.K.M.Salu†, chirurg.

Sint Franciscus Gasthuis, afd. Algemene Heelkunde, Rotterdam.

Dr.J.C.J.Wereldsma, chirurg.

Leyenburg Ziekenhuis, afd. Algemene Heelkunde, Den Haag.

Dr.C.M.A.Bruijninckx, chirurg.

Contact prof.dr.J.Jeekel (spek@hlkd.azr.nl)

Verantwoording

Dit artikel wordt afgedrukt met alle auteurs van de eerdere publicatie.

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties