Samenvatting
Levertransplantatie met een deel van de lever van een levende, gezonde donor kan voor geselecteerde patiënten met een eindstadium van leverfalen levensreddend zijn. De ervaringen met de eerste 3 Nederlandse, volwassen patiënten waren als volgt. De eerste patiënt was een 56-jarige man met primair scleroserende cholangitis, die een leverhelft ontving van zijn 53-jarige zuster. Na de operatie kreeg de donor een urineweginfectie, die antibiotisch werd behandeld. De ontvanger kreeg 6 dagen na transplantatie koorts en een paralytische ileus. Bij relaparotomie werd minimale gallekkage aangetroffen uit het sneevlak van de lever, die met een hechting gecorrigeerd werd. Donor en ontvanger maakten het 3 jaar na de donatie goed. De tweede patiënt was een man van 63 jaar met een hepatitis B-levercirrose, recidiverende varicesbloedingen en een hepatocellulair carcinoom. Het carcinoom werd percutaan met radiofrequente ablatie behandeld. Hij kreeg een levertransplantaat van zijn 28-jarige zoon. De donor kreeg later kortdurend ileus en geringe leverfunctiestoornissen. De ontvanger kreeg een bacteriële infectie van de ascites die antibiotisch werd behandeld en later een Candida-oesofagitis en een herpes-simplexinfectie, die eveneens succesvol werden behandeld. Ruim 2 jaar na donatie en transplantatie waren beiden in goede conditie. De derde patiënt was een man van 42 jaar met een chronische hepatitis B-virusinfectie en 2 hepatocellulaire carcinomen. Zijn 34-jarige schoonzuster fungeerde als donor. De ontvanger kreeg langdurige icterus door een stenose ter plaatse van een galweganastomose, waarvoor een stent werd geplaatst. Hij werd in goede conditie ontslagen, maar overleed na 11 maanden aan hersenmetastasen. Een jaar na de procedure maakte de donor het goed. Het Rotterdamse levertransplantatieprogramma met een levende donor laat zien dat goede resultaten haalbaar zijn voor de ontvangers, met minimale morbiditeit voor de donoren.
Ned Tijdschr Geneeskd. 2008;152:817-21
Reacties