Laag geboortegewicht en risico op hart- en vaatziekten

Opinie
Y. van der Graaf
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1997;141:1227-30
Abstract

Er zijn aanwijzingen dat vertraagde groei in utero en in de periode na de geboorte een ongunstig effect heeft op risicofactoren voor hart- en vaatziekten en leidt tot verhoogde sterfte door cardiovasculaire ziekte. Wat heeft het wetenschappelijk onderzoek daarnaar tot nu toe opgeleverd?

Het bogalusa-onderzoek

In het Bogalusa-onderzoek, genoemd naar de stad Bogalusa in de staat Louisiana in de VS, werden in het kader van een groot epidemiologisch onderzoek kinderen en adolescenten gescreend op risicofactoren voor hart- en vaatziekten.12 Van ruim 1400 kinderen die in de periode 1973-1974 geboren werden, konden gegevens over het geboortegewicht worden verkregen. Ongeveer 60 van de kinderen was blank. Op 7- tot 11-jarige leeftijd werd bij deze kinderen de bloeddruk gemeten en werden de serumconcentraties (nuchter) van lipiden en lipoproteïnecholesterol bepaald. Bij blanke kinderen met een laag geboortegewicht (minder dan 2500 g) werd veel vaker een hoge triglyceridenconcentratie gevonden dan bij kinderen met…

Auteursinformatie

Universiteit Utrecht, Julius Centrum voor Patiëntgebonden Onderzoek, Postbus 80.035, 3508 TA Utrecht.

Mw.dr.Y.van der Graaf, arts-epidemioloog.

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Loenersloot, juni 1997,

Tegen hetgeen collega Van der Graaf in haar commentaar onder het hoofdje ‘Preventie’ stelt (1997:1227-30), heb ik grote bezwaren. Nooit is er enige relatie aangetoont tussen het relatief lage geboortegewicht van prematuren of van kinderen met intra-uteriene groeivertraging voor de 26e zwangerschapsweek enerzijds en ziekten als diabetes mellitus en hart- en vaataandoeningen op latere leeftijd anderzijds. Dit verband is alleen aannemelijk gemaakt voor kinderen die in het laatste trimester van de zwangerschap in groei achterblijven en een zogenaamde disproportionele groei vertonen, hetgeen wil zeggen dat zij een relatief groot hoofd en een klein lichaam hebben. De moeders van deze kinderen leden aan ondervoeding.

De speculatie dat dit ook geldt voor prematuren met een voor de leeftijd normaal geboortegewicht en voor dismature kinderen bij wie de groeiachterstand begon voor de 26e zwangerschapsweek (en dit zijn de groepen waaraan door allerlei kunstgrepen meer levenskansen gegeven worden) is uit de lucht gegrepen. Hetzelfde geldt voor de speculatie dat roken in de zwangerschap met groeivertraging als gevolg aanleiding zou geven tot cardiovasculaire ziekten op latere leeftijd.

Groeivertraging kan zeer verschillende oorzaken hebben en het is niet verantwoord kinderen met een laag geboortegewicht over één kam te scheren.

J.G. Koppe
Y.
van der Graaf

Utrecht, juli 1997,

Het bezwaar van collega Koppe is gericht op de in zeer voorzichtige bewoordingen gestelde mogelijkheden voor primaire preventie van hart- en vaatziekten.

Een relatie tussen een relatief laag geboortegewicht en hart-en vaatziekten op latere leeftijd is beslist niet alleen aangetoond voor kinderen van wie de moeder leed aan ondervoeding gedurende de zwangerschap. Over de groep premature en dismature kinderen bij wie de groeiachterstand begon voor de 26e week weten wij uiteraard (nog) niets. Zouden zij beter af zijn dan de kinderen bij wie pas later in de zwangerschap een groeiachterstand ontstaat? Overigens lijkt het mij erg speculatief om te veronderstellen dat het verhoogde risico op hart- en vaatziekten voor kinderen met een relatief laag geboortegewicht nu net niet zou gelden voor kinderen van moeders die rookten tijdens de zwangerschap.

Y. van der Graaf