I
De laatste roos die ik, nog geurend, plukte – De laatste vlinder waar ik mij toe bukte – Wacht het mij nog, of staat het al op schrift? Het allerlaatste vers dat mij gelukte.
Ii
Kristal en porselein, bijeengegaard, Zij worden nodeloos verlangd en opgespaard. Niemand zet het voor immer aan de mond. Eén beker slechts wordt er voor elk bewaard.
Iii
Ik ben tot aan de grens gegaan Van wat de woorden dragen en ben niet verstaan. Het ging ermee als met mijn hele leven: Men heeft het vreemd gevonden en is doorgegaan.
Iv
Waar leeft de vlam…
Artikelinformatie
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1988;132:2389
Reacties