Zie ook de artikelen op bl. 682 en 686.
Vanaf de grijze oudheid zoekt de mens met een ziekte of ongemak steun en genezing bij iemand die daarin een speciale kennis en vaardigheid heeft ontwikkeld. De eisen die aan een dergelijke persoon werden gesteld, waren in diverse culturen in meer of mindere mate in regel- en (of) wetgeving vastgelegd. Hippocrates is daarvan ons meest sprekende voorbeeld.
Toelating tot en daarmee het exclusieve recht op de uitoefening van de geneeskunst werden ten onzent geregeld bij de wet van 1 juni 1865. Deze wet, regelende de uitoefening der geneeskunst, was uiteraard niet alleen bedoeld om de arts een maatschappelijke bescherming te bieden, maar vooral om aan de hulpzoekende patiënt een zekere kwaliteitsgarantie te bieden. Een ieder die het artsexamen met vrucht had afgelegd, kreeg voor het leven de bevoegdheid de genees-, heel- en verloskunst in hun volle omvang te beoefenen. In…
Reacties