Samenvatting
Tot voor kort waren vitamine K-antagonisten (VKA) de enige vorm van antistolling voor de preventie van trombo-embolische complicaties bij patiënten met atriumfibrilleren of veneuze trombo-embolieën. Bij de zorg rond antistolling zijn diverse zorgverleners betrokken. Kritiek op de begeleiding door de trombosedienst richtte zich voornamelijk op het gebrek aan borging van de transmurale antistollingsketen. Intussen zijn initiatieven ontplooid om deze begeleiding te verbeteren, zoals beschreven in de Landelijke Standaard Ketenzorg Antistolling en de landelijke eerstelijns samenwerkingsafspraken Antistolling. Het snel toenemende gebruik van directe orale anticoagulantia (DOAC’s) heeft de antistollingszorg echter drastisch veranderd. Patiënten en zorgverleners worden vaker geconfronteerd met onduidelijkheid over de regie bij de behandeling. Het doel van dit artikel is om kaders te schetsen voor verantwoorde antistollingszorg. Hierbij gaan wij in op onderwerpen als regievoering, organisatie van de follow-up, beschikbaarheid voor vragen en het overstappen van VKA op DOAC.
Reacties