De Gezondheidsraad (GR) adviseert in het onlangs verschenen rapport een ‘gedoseerde introductie’ van de nieuwe orale antistollingsmiddelen (NOAC’s).1 Antistolling is een hoogrisicotherapie met veel onnodige doden en ziekenhuisopnames en vormt sinds het in 2010 verschenen rapport ‘Keten trombosezorg niet sluitend’ van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) ook een politiek gevoelig onderwerp. De GR beoordeelde de NOAC’s op hun therapeutische waarde, de gevolgen voor trombosediensten en de kosten, en vergeleek de Nederlandse situatie met die in het buitenland.
In het advies worden de voordelen onderbelicht en worden de nadelen van NOAC’s, – risico op bloedingen, hogere kosten en de gevolgen voor trombosediensten – overbelicht. De kwaliteit van de huidige antistollingsbehandeling in Nederland ligt al enige tijd onder vuur, getuige de uitkomsten van het ‘Hospital admissions related to medication’(HARM)-onderzoek en het rapport van IGZ over de trombosediensten.
De NOAC’s lijken effectiever dan de vitamine K-antagonisten (VKA’s), omdat er minder patiënten…
Nieuwe orale anticoagulantia
In dit artikel leveren Brouwers, Visser en Beinema commentaar op het recente Gezondheidsraadadvies over nieuwe orale anticoagulantia (NOAC’s). Ook stellen zij alternatieven voor het advies voor.
Als secretaris (PE) respectievelijk voorzitter (EB) van de commissie die het Gezondheidsraadadvies heeft opgesteld onthouden we ons hier van een reactie op de meeste stellingen in het commentaar en de voorgestelde alternatieven. Een discussie over de merites van de Nederlandse trombosediensten en over de plaats van trombocytenaggregatieremmers kan op andere plaatsen wel worden gevoerd. Wel willen we graag, ter voorkoming van misverstand, wijzen op een onjuiste weergave door Brouwers et al. van een wezenlijk punt van het advies.
De commentatoren schrijven dat in het GR-advies gepleit wordt voor uitstel van de vergoeding van de behandeling met NOAC’s. Zoals zij correct citeren, stelt het GR-advies dat de NOAC’s behoren ‘deel uit te maken van het behandelarsenaal van de arts en ter beschikking te staan van de patiënt’. Dat kan natuurlijk alleen maar als de middelen ook vergoed worden. Wel is het zo dat de GR-commissie aanbeveelt om gelijktijdig met de introductie (en vergoeding) van de nieuwe middelen nader onderzoek op te zetten naar de veiligheid en werkzaamheid van de middelen in de dagelijkse praktijk in Nederland. Een uitvoerige argumentatie voor de wenselijkheid van nader onderzoek is beschreven in het rapport en via het internet voor iedereen beschikbaar (http://www.gezondheidsraad.nl/sites/default/files/201207antistollingsmi…).
Peter Engelfriet en Ernest Briët
Gezondheidsraad