Samenvatting
Doel
Wij onderzochten of een in Engeland ontwikkelde classificatie van klinische heropnames ook op Nederlandse opnamegegevens toepasbaar is.
Opzet
Retrospectieve analyse van administratieve opnamegegevens geleverd aan de Landelijke Medische Registratie (LMR).
Methode
Heropnames zijn urgente klinische opnames binnen 30 dagen na ontslag uit een eerdere opname in datzelfde ziekenhuis – de indexopname. Uitgaand van het Engelse onderzoek onderscheiden we 7 categorieën heropnames: (A) complicatie na indexopname; (B) verwachte maar onvoorspelbare ziekenhuiszorg; (C) voorkeur van patiënt of zorgverlener; (D) artefact; (E) gerelateerd aan een ander orgaansysteem; (F) gerelateerd aan hetzelfde orgaansysteem; (G) sociaal-economische, psychosociale of andere indicatie. Deze classificatie pasten wij toe op de opnamegegevens van 18 Nederlandse ziekenhuizen in de periode 2009-2013.
Resultaten
Van de 1.633.466 opnames werden er 120.343 (7,37%) gevolgd door een heropname. De grootste categorie betrof heropnames gerelateerd aan hetzelfde orgaansysteem (categorie F, 44,07%), gevolgd door heropnames gerelateerd aan ander orgaansysteem (categorie E, 27,85%). Op de derde en vierde plaats volgden de categorieën met waarschijnlijk de grootste vermijdbaarheid, te weten complicatie na indexopname (categorie A, 17,66%) en verwachte ziekenhuiszorg (categorie B, 5,31%). Het gezamenlijke aandeel van de categorieën C, D en G was 5,55%. Deze verdeling was in grote lijnen gelijk in academische, topklinische en algemene ziekenhuizen. Wel vonden wij grote verschillen tussen specialismen.
Conclusie
Onze classificatie van heropnames is goed toepasbaar op Nederlandse opnamegegevens en biedt inzicht in patronen van opname en heropname. Nader dossieronderzoek zal moeten uitwijzen of deze classificatie suboptimale zorg en verminderde patiëntveiligheid daadwerkelijk kan opsporen.
Reacties