Samenvatting
Ook na de dood dienen patiëntengegevens vertrouwelijk behandeld te worden; de hulpverlener blijft gebonden aan zijn zwijgplicht en dient zich zo nodig op zijn verschoningsrecht te beroepen. Dit neemt niet weg dat het onder omstandigheden - voor bijvoorbeeld nabestaanden - mogelijk moet zijn om over gegevens van overledenen te beschikken. Voor inzage in het medisch dossier na overlijden van de patiënt gelden op grond van de rechtspraak de volgende uitgangspunten.
Inzage in medische gegevens van een overleden patiënt is - buiten de algemene uitzonderingen op het medisch beroepsgeheim - gerechtvaardigd indien de toestemming van de betrokkene gereconstrueerd kan worden, of (indien dat laatste problematisch is) daarmee zulke zwaarwegende belangen van derden gediend worden dat het beroepsgeheim hiervoor mag wijken. De nabestaanden hebben geen zelfstandig inzagerecht met betrekking tot het medisch dossier van de overledene, en zij kunnen anderen (zoals de advocaat van het ziekenhuis) dan ook niet tot inzage in desbetreffend patiëntendossier machtigen. Ten aanzien van de ex-mentor lijkt de traditionele opvatting terzake van de bescherming van patiëntengegevens na overlijden verlaten. De hulpverlener zal deze ex-vertegenwoordiger althans op korte termijn na overlijden inzage moeten verschaffen, tenzij aannemelijk kan worden gemaakt dat inzage in strijd met de wil van de overledene zou zijn.
Reacties