Inleiding
Gedrag van kinderen met epilepsie wordt net als dit van andere kinderen bepaald door aanleg en door ervaringen opgedaan in interactie met de omgeving. Epilepsie als een chronische aandoening van het zenuwstelsel met vaak moeilijk voorspelbare aanvallen van bewustzijnsstoornissen heeft een geheel eigen belevingswaarde en ziektebetekenis. Het functioneren van kinderen met epilepsie wordt onder meer bepaald door aard en frequentie van aanvallen, eventuele hersenbeschadiging of cerebrale aanlegstoornis, de wijze van omgaan van kind en omgeving (meestal identiek!) met de psychosociale stress en het stigma van epilepsie, en het gebruik van neuro-farmaca, waartoe de anti-epileptica behoren.
Anti-epileptica hebben een objectieve invloed, zowel positieve (minder aanvallen) als negatieve (bijwerkingen), op het zenuwstelsel en het gedrag. Daarnaast hebben zij ook een subjectieve waarde, die beleefd kan worden zowel op positieve (dank zij minder aanvallen meer sociale integratie) als op negatieve wijze (het medicijn bewijst niet helemaal gezond zijn). De acceptatie van anti-epileptica…
Reacties