Samenvatting
Doel
Evaluatie van het ontstaan of blijven bestaan van stressincontinentie voor urine bij patiënten die werden geopereerd vanwege een uterusprolaps, in samenwerking tussen gynaecologen en urologen.
Opzet
Retrospectief onderzoek.
Plaats
Ziekenhuis Leyenburg, afdeling Gynaecologie en Verloskunde, Den Haag
Methoden
Bij 178 patiënten die in de periode 1992-1996 een prolapscorrectie hadden ondergaan, werden na gemiddeld 22 maanden urine-incontinentieklachten geanalyseerd door middel van een schriftelijke enquête. De 91 patiënten die de polikliniek Gynaecologie hadden bezocht en werden gezien tijdens een gezamenlijk spreekuur met een uroloog, ondergingen bij afwezigheid van stressincontinentieklachten urodynamisch onderzoek en werden geopereerd in samenwerking met de uroloog. Onderverdeling vond plaats naar preoperatieve kenmerken: groep I (n = 37) met manifeste stressincontinentie, groep II (n = 22) met gemaskeerde stressincontinentie, groep III (n = 32) waarbij geen (gemaskeerde) stressincontinentie kon worden aangetoond en groep IV (n = 87) waarbij geen urodynamisch onderzoek had plaatsgevonden. In groep I en II vond behalve een prolapscorrectie tevens een urethrasuspensie plaats.
Resultaten
In de groep met manifeste stressincontinentie hadden 25 (68) postoperatief geen stressincontinentieklachten meer en 8 patiënten (22) meldden een verbetering (samen 89). Van 54 patiënten die preoperatief geen incontinentieklachten hadden, kon door middel van urodynamisch onderzoek bij 22 (41) een gemaskeerde stressincontinentie worden aangetoond. Bij 16 van hen (73) waren er na de operatie geen klachten ontstaan van stressincontinentie en bij 8 (15) wel. Van de 32 patiënten bij wie tevoren geen (gemaskeerde) stressincontinentie kon worden gevonden, bleef dat ongewijzigd bij 30 (94). Van 64 preoperatief niet-incontinente patiënten die werden geopereerd zonder urologische inbreng kregen er 12 (19) klachten van stressincontinentie.
Reacties