Samenvatting
- Ruim 60 van de patiënten met COPD wordt behandeld met inhalatiecorticosteroïden (ICS), hoewel de plaats hiervan nog omstreden is.
- Het inflammatoire proces in de longen van patiënten met COPD wordt gedomineerd door macrofagen, CD8+-T-lymfocyten, neutrofiele granulocyten en mestcellen en verhoogde productie en/of concentratie van IL-8, TNF-α en leukotrieen B4. Dit ontstekingsproces is minder gevoelig voor de effecten van corticosteroïden dan dat bij astma.
- Klinische placebogecontroleerde studies tonen een gunstig effect van ICS op aantal en ernst van exacerbaties, symptomen en kwaliteit van leven, maar niet op de versnelde achteruitgang van de longfunctie. Exacerbaties traden op bij een subgroep van patiënten bij wie ICS gestopt werden.
- Bij alle COPD-patiënten dient een proefbehandeling met ICS te worden overwogen bij astma of allergie in het verleden en bij sterke bronchiale hyperreactiviteit, aanzienlijke reversibiliteit en recidiverende exacerbaties.
- Bij matig en ernstig COPD dient een proefbehandeling met ICS gedurende 1 jaar te worden overwogen, met als effectparameters exacerbaties, symptomen en, secundair, de longfunctie. Overwogen kan worden een combinatie(preparaat) van ICS en langwerkende β2-agonisten voor te schrijven vanwege een extra effect op deze parameters in vergelijking met de afzonderlijke componenten.
Reacties