Zie ook de artikelen op bl. 2686 en 2717.
Huisartsgeneeskunde en verpleeghuisgeneeskunde zijn vormen van integrale geneeskunde, waarbij medische problemen worden benaderd in hun psychosociale context, met aandacht voor de persoon en leefomgeving van de patiënt. Het ontstaan van de vakken is niet exact te traceren. Het eerste Nederlandse verpleeghuis dateert van 1929, terwijl de huisartsgeneeskunde in 1956 werd gestimuleerd door de oprichting van het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG).12 De introductie van beroepsopleidingen voor de beide vakgebieden en daarmee de erkenning door de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG) van de eigen professionele identiteit boden nieuwe mogelijkheden voor verbetering van de kwaliteit van zorg en verdere inhoudelijke ontwikkeling van de beide vakken. De beroepsopleiding huisartsgeneeskunde startte in 1973, die van verpleeghuisgeneeskunde in 1989. De regelgeving is aan gemeenschappelijke colleges van de KNMG opgedragen, namelijk aan het College Huisartsgeneeskunde en Verpleeghuisgeneeskunde en aan de Huisarts en…
(Geen onderwerp)
Newport, Wales, Verenigd Koninkrijk, januari 1994,
In reactie op het artikel van De Haan en Ribbe (1993;2696-701) zou ik willen opmerken dat het ook heel goed mogelijk is huisarts en verpleeghuisarts te zijn; voor de aardigheid ging ik na welke patiënten in onze (kleine) tweemanspraktijk voor wie wij de verantwoordelijke eerst aanspreekbare dokter zijn in een verpleeghuis verblijven: Verpleeghuisarts en huisarts zijn beiden generalist. In Nederland is gekozen voor aparte opleidingen en registraties. Het bedoelde artikel benadrukt de verschillen. Dat het soms anders ook goed kan, bewijst mijn praktijk.