Samenvatting
De prevalentie van reumatoïde artritis (RA) is ruim 1. De invalidering van de patiënt hangt nauw samen met de slijtage van (vaak) meerdere gewrichten. Daarnaast vormen de chronische systemische auto-immuunafwijkingen en de extra-articulaire afwijkingen een aanzienlijke comorbiditeit.
Met de primaire medicamenteuze behandeling probeert men de progressie van het ziektebeeld te vertragen en lokale (gewrichts)schade te beperken. De chirurgische therapie is enerzijds preventief, remmen van gewrichtsschade (synoviëctomie), en anderzijds reconstructief, herstellen van invaliderende gewrichtsschade. In dit laatste geval leiden gewrichtsvervangende implantaten, maar soms ook artrodesen, tot een grotere zelfstandigheid van patiënten. De ‘ideale’ functionele gewrichtsvervangende prothese is voor een aantal gewrichten (heup en knie) uitgekristalliseerd, voor andere gewrichten (bijvoorbeeld vingerimplantaten) nog niet.
Belangrijk bij het stellen van de indicatie tot operatie is om ook bij falen van de ingreep (bijvoorbeeld door loslating) een goed functionele oplossing te hebben voor de patiënt. Het operatieresultaat wordt in belangrijke mate bepaald door preoperatieve patiëntfactoren (onder andere ernst van gewrichtsdestructie) en technische expertise van de operateur. De coördinatie van een reconstructieplan, waarin soms meerdere operaties gepland worden, vindt plaats door de reumatoloog in samenspraak met de reuma- of orthopedisch chirurg.
Reacties