Honderd jaar Nederlandse Vereniging voor Heelkunde. I. Inleiding

Opinie
J.N. Keeman
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2002;146:973-6
Abstract
Download PDF

artikel

Zie ook het artikel op bl. 1002.

In januari 1902 plaatste professor J.Rotgans (1859-1948) in dit tijdschrift een oproep voor een bijeenkomst, te houden zondag 9 februari 1902 in het Universiteitsgebouw te Amsterdam, teneinde naar het voorbeeld van de ‘Deutsche Gesellschaft für Chirurgie’ een vereniging op te richten die de bevordering van de Nederlandse heelkunde tot doel had (figuur 1).1

Blijkens de handgeschreven notulen uit het voor die gelegenheid aangeschafte en nog vele jaren lang (tot 1948) gebruikte notulenboek werd op de voorgestelde dag inderdaad een vergadering gehouden en werd een vereniging opgericht die de naam ‘Nederlandsche Vereeniging voor Heelkunde’ zou dragen (figuur 4). Eindelijk waren dan ook de chirurgen verenigd, terwijl vele specialismen hun waren voorgegaan. Overigens had zich het merkwaardige feit voorgedaan dat de Amsterdamse chirurg J.W.R.Tilanus (1823-1914) een belangrijke rol had gespeeld bij de oprichting van de Nederlandsche Orthopeden Vereeniging in mei 1898, terwijl de chirurgen zich nog niet hadden georganiseerd. Het werd dus tijd dat Nederlandse chirurgen eveneens een eigen vereniging hadden.

Ruim 3 weken na de oprichting werd onder voorzitterschap van Rotgans en met J.van Campen als secretaris de eerste werkvergadering gehouden in het nieuwe operatietheater annex collegezaal van het Binnengasthuis te Amsterdam.2 Rotgans deelde toen mede dat ‘alle Heeren, die het lidmaatschap hadden aangevraagd verkozen waren’3 (figuur 2 en 3).

Twee citaten met betrekking tot wondbehandeling illustreren het denken over heelkunde in deze tijd. Rotgans (Amsterdam) stelde in een voordracht, gehouden tijdens de algemene vergadering van het Zevende Nederlandsch Natuur- en Geneeskundig Congres te Haarlem op 7 april 1899: ‘. . . wat voor de chirurg het meest specifieke is, . . . is het behandelen van verwondingen, wat de waarborg is voor het succes zijner operatiën. Deze ontwikkeling valt geheel samen met het streven naar het ideaal . . . zijn operatiën uit te voeren zonder merkbaar bloedverlies, zonder pijn en met dien vorm van wondgenezing, waarbij met innige verkleving der wondvlakten, juist zooveel actie in het wondgebied heerscht, dat daarin niet meer geschiedt dan noodig is voor die genezing . . .’; ‘. . . want wat geeft de garantie tegen bloedverlies of lasten bij de wondgenezing, als de pijn ondragelijk is voor den patiënt en den chirurg het werk onmogelijk maakt, en wie kan vrede hebben met de aangenaam uitgevoerde operatie zonder pijn en bloedverlies, die dreigt met al de gevaren der gestoorde wondgenezing?’4

De Leidse hoogleraar Heelkunde J.E.van Iterson (1842-1901) stelde tijdens een voordracht voor de algemene vergadering van de Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst te Arnhem, op dinsdag 4 juli 1899, dat de ontwikkelingen in de tweede helft van de 19e eeuw op het terrein van de wondbehandeling dermate groot waren, dat hij geenszins twijfelde ‘. . . of ook de toekomst bergt groote dingen in haar schoot, maar toch niet kan gelooven dat het opkomend geslacht zoo groote vorderingen zal beleven als wij hebben zien tot stand komen’.5

Thans, ruim een eeuw later, zou een gedeelte van deze uitspraken herhaald kunnen worden, want er heeft zich een sterke ontwikkeling in de Nederlandse heelkunde voorgedaan, vooral in de laatste decennia, niet alleen vakinhoudelijk, maar ook wat betreft de structuur van de organisatie en van de opleiding tot chirurg. De door Van lterson in 1899 uitgesproken verwachting dat het opkomende geslacht wel niet zulke vorderingen zal meemaken als hij in de laatste decennia van de 19e eeuw had meegemaakt, zal in deze tijd daarentegen geen weldenkend chirurg durven uiten. De ontwikkelingen en vorderingen in de heelkunde zijn op dit moment niet te overzien.

De voortschrijdende specialisatie, de mogelijkheden van de techniek, de toenemende mondigheid van de patiënt, die alleen genoegen neemt met een optimale behandelingswijze waarover hij of zij zich heeft laten informeren op het internet, en de toenemende kwaliteitseisen met de daaraan gekoppelde openheid over complicaties en fouten bij het chirurgisch beleid zullen het voor de chirurg van de toekomst steeds ingewikkelder maken om het vak naar behoren te kunnen uitvoeren. De Nederlandse Vereniging voor Heelkunde denkt hierover na en heeft in het verleden en ook voor nu een beleid ontwikkeld dat de chirurg in staat zal stellen aan al deze eisen te voldoen. De heelkunde in Nederland is van een groep individueel werkende chirurgen, die het gehele vak bedienden, uitgegroeid tot een samenstel van heelkundigen die samenwerken in aandachtsgebieden. Deze aandachtsgebieden zijn aanleiding geweest tot het oprichten van subverenigingen, functionerend onder de vlag van de moedervereniging, die eveneens de opleiding in dat aandachtsgebied voor jonge chirurgen voor hun rekening nemen. Het spreekt vanzelf dat dit alles eveneens zijn weerslag heeft op het eisenpakket van de opleiding. Met name de ontwikkeling van de minimaletoegangschirurgie vereist een training die in de nabije toekomst met behulp van ‘virtual reality’-technieken uitgevoerd zal gaan worden.

De chirurg in opleiding wordt niet langer als de jongste bediende beschouwd, maar heeft een duidelijk eigen plaats gekregen in de organisatie van de heelkunde en voor zijn opleiding is dan ook buitengewone aandacht vereist.

In een reeks van artikelen in het Tijdschrift zullen deze verschillende aspecten aan de orde worden gesteld.

Literatuur
  1. Rotgans J. Nederlandsche Vereeniging voor Heelkunde.Ned Tijdschr Geneeskd1902;46(I):256.

  2. Moulin D de. A history of surgery. Dordrecht: MartinusNijhoff Publishers; 1988.

  3. Verslag van de Vergadering op 2 maart 1902 te Amsterdam inde kliniek van Prof. Rotgans.Ned TijdschrGeneeskd 1902;46(II):49-64.

  4. Rotgans J. Eenige bladzijden uit de geschiedenis derchirurgie dezer eeuw.Ned TijdschrGeneeskd 1899;43(I):573-93.

  5. Iterson JE van. De ontwikkeling der heelkunde.Ned Tijdschr Geneeskd1899;43(II):87-94.

Auteursinformatie

Contact Dr.J.N.Keeman, chirurg n.p., Herman Heijermansweg 29, 1077 WK Amsterdam (jnkeeman@xs4all.nl)

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Enschede, juni 2002,

Het onderschrift bij figuur 2 in het artikel van Keeman (2002:973-6) behoeft correctie. De assistent die direct achter professor Rotgans staat, is A.Kummer (geboren 21 september 1893, overleden 17 juli 1969). Hij was assistent in het Binnengasthuis van 1918-1923. Professor Rotgans vertrok in 1921 uit dit ziekenhuis, zodat de foto van figuur 2 genomen is tussen 1918 en 1921 en niet in 1901.

E.W. Kummer

Amsterdam, juli 2002,

Collega Kummer wordt hartelijk bedankt voor de terechte correctie op het onderschrift van figuur 2. Het is belangrijk dat hij dit niet heeft laten passeren. Immers, in de Nederlandse Vereniging voor Heelkunde leefde zelfs het idee dat dit een foto was van de oprichting van de vereniging. Deze foto hangt daarom op het bureau van de vereniging. Ook in het boek van De Moulin A history of surgery staat deze foto, met een dus onjuist bijschrift.

J.N. Keeman