Samenvatting
In 1983 werd ingevolge artikel 18 van de wet Ziekenhuisvoorzieningen een Algemene Maatregel van Bestuur ingesteld op grond waarvan het voor een aantal topklinische voorzieningen verboden werd deze zonder vergunning van de minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur uit te oefenen. Volgend op het rapport ‘Grenzen aan de zorg’ van de Gezondheidsraad in 1986, droeg de overheid in 1989 de Gezondheidsraad op een beleidscyclus te ontwikkelen waarin de stand van zaken voor bepaalde artikel-18-functies is weergegeven, alsmede voorstellen te doen voor ontwikkelingsgeneeskundig onderzoek. Dit leidde tot de zogenaamde jaaradviezen van de raad die een centrale rol hebben gespeeld bij een evenwichtige invoering en spreiding van bijzondere voorzieningen. In 1995 werden de jaaradviezen beëindigd wegens onduidelijkheid over de beleidsvorming van een aantal adviezen. In 1997 werden alle topklinische functies onder het regime gebracht van artikel 2 Wet Bijzondere Medische Verrichtingen (WBMV). Hierdoor bestond geen adviesverplichting meer voor de overheid. De Gezondheidsraad heeft zijn belangrijke adviestaken echter onder de WBMV kunnen voortzetten. Voorbeelden daarvan zijn de praktijkvoering voor in-vitrofertilisatie en de totstandkoming van de Embryowet aan de hand van adviezen van de Gezondheidsraad.
Reacties