Samenvatting
Doel
Het nagaan van de overeenkomst van klinische met histopathologische diagnosen bij huidtumoren ingzonden door huisartsen, chirurgen en dermatologen, met het oog op de vraag of het gewenst is dat huisartsen huidtumoren verwijderen.
Opzet
Retrospectief descriptief onderzoek.
Plaats
Diagnostisch Centrum SSDZ te Delft.
Methoden
Vergeleken werden de inzend- en de uitslagdiagnosen van huidtumoren die in de periode januari-juli 1993 voor histopathologisch onderzoek werden ingezonden. Discrepanties (het in belangrijke mate afwijken van de histopathologische diagnose van de klinische (differentiële) diagnose) werden onderscheiden naar de inzend- en uitslagdiagnosen: maligne, premaligne of benigne.
Resultaten
Discrepanties waren er bij 31 van de huisartseninzendingen, bij 32 van de chirurgeninzendingen en bij 18 van de dermatologeninzendingen. De langere differentiële diagnoselijst van de dermatologen flatteerde dit verschil. Bij 9 van de 381 discrepanties was een premaligne tumor klinisch onderschat, bij 37 was een goedaardige tumor klinisch als maligne beschouwd. Dermatologen zonden meer (pre)maligne tumoren in dan de andere twee groepen, opereerden vaker radicaal (ponsbiopten niet meegerekend), en maakten minder fouten bij een oordeel ‘benigne’, maar oordeelden vaker onterecht ‘maligne’ (mogelijk door selectie bij het inzenden).
Conclusie
Het aantal discrepanties tussen inzend- en uitslagdiagnosen was voor huisartsen en chirurgen vergelijkbaar. Histopathologisch onderzoek van geëxcideerde huidafwijkingen is van groot belang.
Reacties