Heupartrose: nepbehandeling gelijk aan fysiotherapie

Nieuws
Annemarie A. Uijen
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2014;158:A7940

Waarom dit onderzoek?

Patiënten met artrose van de heup worden vaak verwezen voor fysiotherapie, maar voor deze behandeling is slechts beperkt wetenschappelijk bewijs.

Onderzoeksvraag

Heeft fysiotherapie een positief effect op pijn en functiebeperking bij patiënten met heupartrose vergeleken met een controlegroep die ‘schijnfysiotherapie’ krijgt?

Hoe werd dit onderzocht?

In een…

Auteursinformatie

Contact (annemarie.uijen@radboudumc.nl)

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Geachte mevrouw dr. Uijen,

Dank voor uw reactie.

U heeft volkomen gelijk dat er nog geen bewijs geleverd is dat fysiotherapie een meerwaarde heeft bij heupartrose in vergelijking met een placebobehandeling waarin ook therapeutisch contact is. De studie van Bennell et al was de eerste die dit op deze wijze onderzocht heeft, en heeft geen meerwaarde kunnen aantonen. Hieruit kan worden opgemaakt dat er nog veel te doen is in het onderzoek bij heupartrose. Er moet worden uitgezocht welke specifieke subgroepen van patienten nu daadwerkelijk baat hebben bij fysiotherapie en welke niet, en uit welke elementen de fysiotherapiebehandeling nu precies moet bestaan: oefeningen, voorlichting, manipulaties, loophulpmiddelen, gewichtsverlies etc. Bennell et al adviseren hierbij om niet teveel van deze elementen tegelijkertijd te willen behandelen, omdat dit de effectiviteit niet ten goede zou laten komen. Dit fenomeen is ook bekend uit andere studies. Zo liet een studie van Abbott et al (2013) zien dat de combinatie van manueeltherapie en oefentherapie niet beter is dan de losse elementen. Dit betekent dus niet dat de duur van de behandelsessies verhoogd moet worden, maar dat de therapeut een keuze voor één of enkele onderdelen moet maken binnen de behandeling en deze zo optimaal mogelijk uit moet voeren.

De studie van Bennell liet echter wel duidelijke klinisch relevante verbeteringen zien na fysiotherapie. Dit is in overeenstemming is met de beschikbare literatuur waarin fysiotherapie effectief is gebleken bij heupartrose in vergelijking met geen behandeling/afwachtend beleid. Mijn zorgen na het lezen van uw samenvatting, waarin u twijfelt of een verwijzing naar de fysiotherapeut wel zinvol zou zijn, zitten in het feit dat huisartsen na het lezen van uw stuk kunnen denken dat een afwachtend beleid bij alle patienten met heupartrose geindiceerd is. Dit afwachtende beleid zou dan pas veranderen zodra er een gewrichtsvervangende operatie aan bod komt. Dit lijkt mij zowel voor de patient als de verzekeraar geen goede ontwikkeling.  We zijn het er over eens dat op basis van de wetenschappelijke literatuur gesteld kan worden dat een therapeut een belangrijke rol kan spelen in het verminderen van de klachten en beperkingen in dagelijkse activiteiten van een patient met heupartrose. Of dit een fysiotherapeut is, of een andere therapeut, dat is aan de patient en de huisarts om te bepalen.

Ik hoop dat onze openbare discussie er toe bijdraagt dat huisartsen een weloverwogen keuze maken in hun beleid bij patienten met heupartrose. Mijn dank daarvoor.

Jesper Knoop (beleidsmedewerker KNGF)

Annemarie
Uijen

Beste Dhr Knoop,

Bedankt voor uw reactie. Gelukkig zijn we het met elkaar eens dat het onderzoek van Bennel et al laat zien dat bij patiënten met heupartrose fysiotherapie geen aangetoonde meerwaarde heeft boven een placebobehandeling waarin de patiënt wel therapeutisch contact heeft met een hulpverlener. Gezien deze bevindingen zou ik huisartsen vooral willen adviseren om te verwijzen naar een empathische hulpverlener.

Met vriendelijke groet,

Annemarie Uijen