Het verzoek om een HIV-antistoftest in de praktijk

Klinische praktijk
W. Avenarius
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1991;135:401-3

Zie ook het artikel op bl. 404.

Dames en Heren,

In de dagelijkse praktijk van (huis)artsen behoort het verzoek om een onderzoek naar de aanwezigheid van antistoffen tegen het humane immunodeficiëntievirus (HIV-antistoftest) niet meer tot de zeldzaamheden. Gezien de uitgangspunten van het testbeleid in Nederland lijkt het een eenvoudige zaak: de patiënt neemt zelf de beslissing zich wel of niet te laten testen, na volledig geïnformeerd te zijn over de voor- en nadelen van de test (‘informed consent’).12

De praktijk leert echter anders. Het betreft een complexe problematiek op verschillende niveaus: psychische factoren spelen een rol naast onder andere sociale aspecten en maatschappelijke consequenties.3 Daarnaast maken de actuele ontwikkelingen inzake vroegtijdige interventie de afweging nog complexer.4-6 In september 1990 verscheen het rapport van de permanente commissie AIDS van de Gezondheidsraad over vroegtijdige interventie.5 Hierin stelt de commissie dat het, gezien de huidige profylactische mogelijkheden, voor…

Auteursinformatie

Stichting Aanvullende Dienstverlening, project Deskundigheidsbevordering en Ondersteuning Huisartsen, Eerste Helmersstraat 17, 1054 CX Amsterdam.

Mw.W.Avenarius, huisarts.

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties