Samenvatting
Van 249 vrouwen bij wie de vorige baring in een keizersnede eindigde, bevielen er 57 (22,9) wederom via een primaire keizersnede. Aan de overige 192 vrouwen (77,1) werd een proefbaring toegestaan. Van deze 192 vrouwen bevielen er 151 (60,6) langs vaginale weg en 41 (16,5) door middel van een secundaire keizersnede. Het percentage geslaagde vaginale baringen hing nauw samen met de indicatie voor de voorafgaande keizersnede. Er was één geval van incomplete uterusruptuur.
De maternale morbiditeit was het laagste onder vrouwen die vaginaal bevielen. Eén kind had een Erb-Duchenne-verlamming als gevolg van een mechanisch geboortetrauma. Onder de kinderen die door middel van een secundaire keizersnede geboren werden, waren er meer met een lage Apgar-score na één minuut dan onder de kinderen die langs vaginale weg of na een primaire keizersnede ter wereld kwamen.
Geconcludeerd wordt dat er voldoende argumenten zijn voor het niet-verrichten van een primaire keizersnede na voorafgaande keizersnede. De indicatie voor de voorafgaande keizersnede kan een belangrijk hulpmiddel zijn bij de selectie van vrouwen, aan wie een proefbaring wordt toegestaan.
Reacties