Het moment van electieve baring en de kans op ademhalingsproblemen bij het kind

Klinische praktijk
A.A.M.W. van Kempen
H.L.M. van Straaten
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1996;140:1249-52

Dames en Heren,

Ademhalingsproblemen in de neonatale periode door het idiopathisch respiratoir ‘distress’-syndroom (IRDS) worden vooral gezien bij te vroeg geboren kinderen. Alhoewel de incidentie daalt met de toename van de zwangerschapsduur, komt IRDS ook voor bij kinderen die à terme geboren zijn. In de literatuur worden percentages opgegeven die variëren van 0,03 tot 0,45.1-4 De zogenaamde voorbijgaande tachypnoe van de pasgeborene, ofwel het ‘wet lung’-syndroom, komt vaker voor. Naast de zwangerschapsduur zijn ook de wijze van bevallen en het doormaken van weeënactiviteit van invloed op het optreden van deze ademhalingsproblemen. Een vaginale partus is in dezen gunstiger dan een sectio caesarea. Na een sectio voorafgegaan door weeënactiviteit is de frequentie van ademhalingsproblemen geringer dan na een sectio zonder voorafgaande weeënactiviteit.4 Het beloop van de ademhalingsproblemen bij à terme geboren kinderen is relatief mild, maar maakt wel klinische observatie noodzakelijk en eventueel behandeling met een onverwachte scheiding van…

Auteursinformatie

Academisch Medisch Centrum. afd. Neonatologie. Meibergdreef 9, 11-5 AZ Amsterdam.

Mw.A.A.M.W.van Kempen. assistent-geneeskundige.

Sophia Ziekenhuis. afd. Kindergeneeskunde. Zwolle.

Mw.H.L.M.van Straaten, kinderarts-neonatoloog.

Contact mw.A.A.M.W.van Kempen

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Halle, juni 1996,

Van Kempen en Van Straaten beschrijven drie casus waarbij de pasgeborenen ernstige problemen kregen ten gevolge van ‘onjuiste timing’ van een electieve baring (1996;1249-52). Als kinderartsen werden zij met de gevolgen hiervan geconfronteerd. Gelukkig liepen alle casus nog goed af, maar wel ten koste van veel stress bij ouders en kinderen. De auteurs zoeken de oplossing voor deze iatrogene problemen in de techniek: een ander (lees: later) tijdstip van de electieve baring of (bij de tweede casus) een hartecho tijdens de zwangerschap ter geruststelling van de ouders.

Ik vraag mij echter af of een electieve baring in de beschreven casus wel nodig was. In de eerste casus gaat het om een electieve sectio caesarea bij 38 weken wegens foetopelviene disproportie. Het kind woog 4230 g. Eerder was de vrouw echter al spontaan bevallen bij 42 weken van een kind van 4500 g. De noodzaak van een electieve sectio is mij niet duidelijk. In de tweede casus zijn de ouders angstig in verband met het overlijden van een eerder kind aan een groot ventrikelseptumdefect op de leeftijd van 3 maanden. De oplossing voor hun emotionele problemen wordt gezocht in een inleiding bij 38 weken. De auteurs geven aan dat antenatale echocardiografische screening beter zou zijn geweest, ook een technische oplossing dus. Daarnaast zou echter een goede begeleiding van de ouders mijns inziens veel (meer?) effect hebben kunnen sorteren. Het verloop van deze tweede baring heeft uiteindelijk de ouders alleen maar meer emotionele schade berokkend.

In de derde casus gaat het om een electieve sectio bij 36 weken wegens een solutio placentae bij 42 weken in de voorgeschiedenis. Over het nut van een sectio op deze indicatie zijn de meningen verdeeld. Uit de beschreven casus blijkt dat een premature sectio ook duidelijke nadelen heeft.

In hetzelfde nummer van het Tijdschrift benadrukken Essed en Zwartsenburg het belang van het Nederlandse verloskundige systeem, waarin zwangerschap en baring als in principe fysiologische gebeurtenissen worden gezien en niet als een ziekte (1996;1280-2). Dat onnodig ingrijpen in dit fysiologische proces schadelijk kan zijn, wordt in het artikel van Van Kempen en Van Straaten pijnlijk duidelijk.

J. Koelewijn
A.A.M.W.
van Kempen

Amsterdam, juli 1996,

Koelewijn merkt terecht op dat zwangerschap en baring a priori fysiologische processen zijn. De indicatie tot ingrijpen in een fysiologische gebeurtenis dient zeker zeer zorgvuldig te worden gesteld.

Het artikel beoogt aandacht te vragen voor de timing van een electieve geboorte. De beschreven complicaties zijn weliswaar mede iatrogeen bepaald, maar de oorzaak ligt tevens in het feit dat vroegtijdige interventie noodzakelijk was nadat alle zwangere vrouwen het medische traject en het begeleidingstraject van de verloskundige en de obstetricus volledig hadden doorlopen. De suggestie om technische middelen te gebruiken moet onzes inziens dan ook worden gezien als ultieme mogelijkheid om de vrouw alsnog op fysiologische wijze te laten baren.

A.A.M.W. van Kempen
H.L.M. van Straaten