Samenvatting
Doel
In Rotterdam bestaat voor huisartsen de mogelijkheid om bij de Stichting Thrombosedienst en Artsenlaboratorium Rotterdam voor hun patiënten een inspannings-ECG aan te vragen. Teneinde inzicht te verkrijgen in het functioneren van de dienst werd een follow-up-onderzoek verricht.
Patiënten en methoden
Gedurende 3 maanden (1 maart-31 mei 1990) werden door 266 huisartsen 498 mensen naar de dienst verwezen voor een inspannings-ECG. De huisartsen ontvingen een enquêteformulier met vragen omtrent de verwijzing en het functioneren van de dienst. De patiënten werden nog 2 weken gevolgd in verband met eventuele (cardiovasculaire) gebeurtenissen en met het beleid van de huisarts. Een ECG werd als positief beschouwd bij een ST-depressie ≥ 1,5 mm.
Resultaten
Geen van de patiënten overleed in de onderzoeksperiode. Van de patiënten met een positief dan wel een negatief ECG had respectievelijk 41 en 37 geen klachten meer, 40 en 28 dezelfde klachten, en 3 en 0,5 meer klachten. Van de patiënten met een negatief ECG (n = 439) werd 3,9 naar een cardioloog verwezen. Als er geen ECG was gemaakt zou, dit percentage 39 hebben bedragen.
Conclusie
De Stichting Thrombosedienst en Artsenlaboratorium Rotterdam levert een wezenlijke bijdrage aan de besluitvorming door de huisarts met betrekking tot het verwijzen naar een cardioloog van patiënten met vage hartklachten.
Reacties