In 1965 besloten de 6 oorspronkelijke lidstaten (Frankrijk, Duitsland, Italië, België, Nederland en Luxemburg) van de toenmalige Europese Economische Gemeenschap (EEG) om het voorbeeld van de Benelux te volgen en hun krachten voor de registratie van geneesmiddelen in één Europese organisatie te bundelen.1 Het hoofdmotief was economisch: vrij verkeer van goederen binnen de EEG voor een bedrijfstak die toentertijd de wind mee had. Men verwachtte veel van de opkomst van de biotechnologie en hoopte hiermee Europa in een krachtige concurrentiepositie ten opzichte van de VS te brengen.
Omdat het aan de EEG ten grondslag liggende verdrag van Rome niet in een volksgezondheidsparagraaf voorzien had, werd het nieuwe initiatief ondergebracht bij het directoraat-generaal III (Handel). Dat was een smalle basis: overheidsbemoeienis met de registratie van geneesmiddelen was immers oorspronkelijk een reactie op het onvermogen van de farmaceutische industrie om zelfcontrole uit te oefenen (denk aan antivries in sulfonamidedrank en aan…
Reacties