Gunstige resultaten bij circumcisie van moslimjongens buiten het ziekenhuis

Onderzoek
R.F. Schmitz
T.W.J. Schulpen
J.C.M. van Wieringen
M. Kijlstra
E.J.M.M. Verleisdonk
Chr. van der Werken
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1999;143:627-30
Abstract

Samenvatting

Doel

Beschrijven van de ervaringen met besnijdenissen van moslimjongetjes onder lokale anesthesie buiten het ziekenhuis.

Opzet

Prospectief beschrijvend.

Methode

In de periode april-november 1997 werden 94 circumcisies onder lokale anesthesie verricht in een wijkgebouw van de afdeling Jeugdgezondheidszorg van de Gemeentelijke Geneeskundige en Gezondheidsdienst in Utrecht. Door de operateur werden pijn en onrust van de jongetjes gescoord op een 10-puntsschaal (1 = geen pijn, respectievelijk patiënt volledig rustig; 10 = onduldbare pijn, respectievelijk patiënt in paniek). Postoperatieve controle werd alleen op verzoek van de ouders/verzorgers verricht. De redenen van deze spoedconsulten werden geregistreerd. Eén week na de circumcisie werd de ouders/verzorgers gevraagd naar complicaties en naar de mate van tevredenheid over de totale behandeling.

Resultaten

De mediane leeftijd was 3 jaar (uitersten: 2-24). De peroperatieve pijn en de mate van onrust werden door de operateur geschat op respectievelijk mediaan 1 (uitersten: 1-6) en mediaan 3 (1-9). Er verzochten 13 ouders/verzorgers om postoperatieve controle wegens nabloeding (n = 4), hematoom (n = 2) en zwelling (n = 7). Bij het contact met ouders/verzorgers 1 week na de operatie (dat contact werd gelegd bij 70 kinderen) was 89 tevreden. Het sociale aspect van deze wijze van circumcisie werd zeer gewaardeerd.

Conclusie

Circumcisie onder lokale verdoving bij kinderen buiten het ziekenhuis was goed uitvoerbaar. Het percentage complicaties week niet af van dat in de literatuur en de ouders waren over het algemeen tevreden. Met deze manier van werken kan ten opzichte van klinische circumcisie onder algehele anesthesie een kostenreductie van 70 worden bereikt.

Auteursinformatie

St. Antonius Ziekenhuis, afd. Heelkunde, Nieuwegein.

Wilhelmina Kinderziekenhuis, Centrum voor Migratie en Gezondheid van het Kind, Utrecht.

Prof.dr.T.W.J.Schulpen, kinderarts; mw.drs.J.C.M.van Wieringen, epidemioloog; mw.drs.M.Kijlstra, cultureel antropoloog.

Academisch Ziekenhuis, afd. Heelkunde, Utrecht.

E.J.M.M.Verleisdonk en prof.dr.Chr.van der Werken, chirurgen.

Contact R.F.Schmitz, chirurg (rschmitz@knmg.nl)

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

D.S.
van Grootheest

Amsterdam, maart 1999,

Met interesse heb ik het artikel over circumcisie bij moslimjongens gelezen (1999:627-30). In het kader van het blok ‘Cultuur en gezondheid’ heb ik als student samen met een medestudent een onderzoek verricht naar de mogelijkheid om mannenbesnijdenissen door huisartsen te laten uitvoeren.1 Onze conclusie was toen positief en het doet mij plezier om te zien dat het nu in de praktijk gebeurt. Wel heb ik een kanttekening. De mogelijkheid om besnijdenissen door een kapper, een traditionele besnijder, te laten doen wordt sterk onderbelicht. Er wordt slechts over gezegd dat zo'n besnijder zonder verdoving en onder onhygiënische omstandigheden werkt, met als referentie het rapport van Hoffer.2 Hoffer pleit echter voor het creëren van een situatie, zoals binnen de joodse gemeenschap, waarin mensen kunnen kiezen tussen een medisch verantwoorde besnijdenis thuis (door een traditionele besnijder) en een besnijdenis in het ziekenhuis.2 Daarbij zou een aanvullende medische opleiding voor traditionele besnijders kunnen voorkomen dat ouders die per se een besnijdenis thuis willen hun toevlucht zouden nemen tot onbetrouwbare personen. Ook stelt hij dat deze kappers dikwijls goed staan aangeschreven en vaak meer ervaring hebben met het verrichten van besnijdenissen dan bijvoorbeeld chirurgen. In ons onderzoek liep ik met een huisarts mee die een kapper begeleidde bij een besnijdenis. Hij werkte hygiënisch én met verdoving. De genoemde opmerking over ‘zogenaamde kappers’ doet mijns inziens geen recht aan deze kappers en zeker niet aan de boodschap die Hoffer in zijn rapport uitdraagt. In het verder uitstekende artikel had dit punt meer aandacht verdiend.

D.S. van Grootheest
Literatuur
  1. Peek AML, Grootheest DS van. Mannenbesnijdenis door de huisarts? Med Contact 1993;48:1279.

  2. Hoffer CBM. Moslimbesnijdenissen in Nederland. Leiden: Lidesco; 1990.

Gouda, april 1999,

Met belangstelling hebben wij kennis genomen van de reactie van collega Van Grootheest. Wij zijn het met hem eens dat traditionele besnijders op een medisch verantwoorde wijze een besnijdenis kunnen verrichten. Echter, om de kwaliteit te waarborgen, dienen eisen aan de besnijders en de uitvoering te worden gesteld. Dit vereist onder andere registratie van erkende besnijders, een opleidingsreglement en een complicatieregistratie. Reeds door wijlen Van Geuns, indertijd voorzitter van het Overlegorgaan Gezondheidszorg Minderheden, werd in de jaren tachtig aangedrongen op een dergelijke regeling. Hoewel bij de joodse gemeenschap circumcisie door de moheel een geaccepteerde werkwijze is, zijn tot nu toe de initiatieven binnen de moslimgemeenschap zonder succes geweest.

R.F. Schmitz
T.W.J. Schulpen

Gent, maart 1999,

De beschrijving van de besnijdenis onder lokale anesthesie bij jongetjes uit moslimgezinnen en joodse gezinnen in Nederland roept bij mij de vraag op of niet spoedig een campagne tegen besnijdenis op gang moet komen zoals deze wereldwijd al enige tijd gevoerd wordt tegen de besnijdenis van meisjes en vrouwen. Daarvoor wil ik de volgende argumenten aanvoeren.

- Redenen van hygiëne en preventie van infecties kunnen deze ingreep niet meer rechtvaardigen, in het ontwikkelde Noorden noch in het Zuiden.

- Motieven vanuit de religie van de ouders komen in conflict met het Kinderrechtenverdrag van de Verenigde Naties. Artikel 14 garandeert het recht van het kind op vrijheid van godsdienst. Een door het kind niet gevraagde verminking is hiermee niet te rijmen. Het kind kan deze later niet ongedaan maken, terwijl het zich wel van andere, inhoudelijke en rituele aspecten van de godsdienst van zijn ouders kan distantiëren. Artikel 19 vraagt uitdrukkelijk om het kind te beschermen tegen alle vormen van lichamelijk of geestelijk geweld, letsel of misbruik. Artikel 24 erkent het recht van het kind op het genot van de grootst mogelijke mate van gezondheid en vraagt maatregelen om traditionele gebruiken die schadelijk zijn voor de gezondheid van kinderen af te schaffen.

- Besnijdenis is bij jongens weliswaar minder ingrijpend dan bij meisjes, bij wie de gezondheid en de seksualiteitsbeleving ernstig aangetast kunnen worden. Toch zijn ook bij jongens de gevolgen niet nihil.

Tolerantie voor andere culturen en godsdiensten is prima, maar in deze context klinkt de door de behandelend arts uitgesproken aanroep van Allah mij karikaturaal in de oren.

L. Vandecasteele

Wervershoof, maart 1999,

In het artikel van Schmitz et al. mis ik een medisch-ethische paragraaf.

De Ziekenfondsraad heeft mogelijk wel een oordeel over de niet-medisch geïndiceerde ingreep, daar op termijn de ingreep in het ziekenhuis niet meer vergoed wordt.

P.G.M. Stam

Gouda, april 1999,

De discussie over ethische en juridische aspecten van religieuze besnijdenis wordt in Nederland regelmatig gevoerd, meestal in dag- of weekbladen. In de Verenigde Staten van Amerika, waar meer dan de helft van de jongens niet om religieuze, maar om hygiënische reden wordt besneden, bestaat een forse anticircumcisielobby. Aangezien de besnijdenis van joodse jongens en moslimjongens een religieuze verplichting is, dient de discussie hierover binnen de joodse gemeenschap en moslimgemeenschap zelf gevoerd te worden en niet door Belgische en Nederlandse niet-moslims. Dat ieder zijn eigen mening hierover mag geven, getuigt van grote vrijheid. Zo heeft iedere arts ook de vrijheid om zelf te beslissen over het wel of niet verrichten van een dergelijke ingreep. Moslimouders hebben eveneens de vrijheid ervoor te kiezen dat religieus voorgeschreven handelingen op zo verantwoord mogelijke wijze worden verricht. De ervaring leert dat besnijdenis in het eigen land kans geeft op onacceptabele complicaties door onhygiënische en risicovolle omstandigheden. Ons project probeert op zo verantwoord mogelijke wijze deze ingreep te verrichten. Indien de mogelijkheid hiertoe zou vervallen, zou dit zeker niet tot vermindering van de ingreep leiden. Uiteindelijk gaat het hier om een mondiale verplichting en bevinden Nederland en België zich niet in een isolement.

Een vergelijking met meisjesbesnijdenis is oneigenlijk, aangezien hier sprake is van evidente verminking van het vrouwelijk genitaal met als doel de vrouw minder seksueel genot te laten beleven en haar onderworpen te laten zijn aan de man. Bovendien heeft de ingreep geen enkele religieuze waarde.

R.F. Schmitz
T.W.J. Schulpen