Samenvatting
Doel
Het effect vaststellen van cognitieve gedragstherapie voor onverklaarde lichamelijke klachten in vergelijking met geoptimaliseerde algemene medische zorg.
Opzet
Gerandomiseerd gecontroleerd follow-up-onderzoek.
Plaats
Polikliniek Algemene Interne Geneeskunde, Academisch Ziekenhuis Leiden.
Methoden
De onderzoekspopulatie bestond uit een behandelgroep van 39 en een vergelijkingsgroep van 40 patiënten. De behandelgroep kreeg 6-16 zittingen cognitieve gedragstherapie. De vergelijkingsgroep kreeg geoptimaliseerde algemene medische zorg. De belangrijkste uitkomstmaten betroffen de mate van herstel, en de frequentie en intensiteit van de oorspronkelijke klachten, psychische klachten, functionele belemmeringen, ziekteangst, ziektegedrag en, 6 maanden na afsluiting van de behandeling, het aantal bezoeken aan de huisarts.
Resultaten
Bij afsluiting van de therapie rapporteerde de behandelgroep een grotere mate van herstel (‘odds ratio’ (OR): 0,40; 95-betrouwbaarheidsinterval (95-BI): 0,16-1,00), een lagere gemiddelde intensiteit (gemiddeld verschil: -1,2; 95-BI: -2,0-0,3) en minder slaapproblemen (OR: 0,38; 95-BI: 0,15-0,94) dan de vergelijkingsgroep. Gecorrigeerd voor toevallige verschillen bij de voormeting, verschilden de 2 groepen ook in de frequentie van de klachten (OR: 0,32; 95-BI: 0,13-0,77), beperkingen in het sociale functioneren (OR: 0,35; 95-BI: 0,14-0,85) en vrijetijdsbesteding (OR: 0,36; 95-BI: 0,14-0,93), en ziektegedrag (gemiddeld verschil: -2,5; 95-BI: -4,6-0,5). Bij de vervolgmeting 6 maanden later bleven de verschillen grotendeels bestaan.
Conclusie
Cognitieve gedragstherapie lijkt een toepasbare en effectieve behandeling te zijn bij poliklinische patiënten met onverklaarde lichamelijke klachten.
Reacties