Samenvatting
Doel
Het onderzoeken van factoren die het succes van oefentherapie bij vrouwen met urine-incontinentie beïnvloeden.
Plaats
Dertien huisartspraktijken in Nijmegen en omstreken.
Methode
In totaal werden 110 vrouwen onderzocht van 20-65 jaar die voor de klacht urine-incontinentie hulp vroegen aan hun huisarts. Hierbij werden patiëntkenmerken (leeftijd, pariteit, psychologische gegevens) en ziektekenmerken (type, duur, ernst, aanvang, cystocele en prolaps) vastgelegd. Bovendien werd de vrouwen gevraagd naar hun eigen ervaringen met betrekking tot belemmerende en stimulerende factoren voor succes. De door de huisarts ingestelde behandeling bestond uit bekkenbodemspieroefeningen in geval van stress-incontinentie en uit blaastraining bij urge-incontinentie.
De resultaten werden na 3 en na 12 maanden gemeten aan de hand van een incontinentiedagboek. Tevens werd de mate van therapietrouw beoordeeld.
Resultaten
Na 3 maanden was de gemiddelde frequentie van het urineverlies per week gedaald van 21 naar 8, na 12 tot 6. Therapietrouw vormde de belangrijkste bijdrage tot succes, zowel na 3 als na 12 maanden. Patiënten waren meer gemotiveerd om te oefenen, naarmate zij zich meer gehinderd voelden door het urineverlies. De andere patiënt- en ziektekenmerken waren voor het succes niet van belang.
Conclusie
Vrouwen die erin slagen om het oefenschema trouw in de dagelijkse praktijk toe te passen, vinden het meeste baat bij de behandeling. De therapietrouw hangt in belangrijke mate af van de ervaren last. Aandacht voor de motivatie van patiënten en voor de implementatie van de oefeningen is voor het slagen van de therapie onmisbaar.
Reacties