Goede resultaten van een multidisciplinair en gedragsmatig programma voor chronische rugpijn

Onderzoek
A.A. Vendrig
P.F. van Akkerveeken
R.J. Sanders
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2000;144:560-3
Abstract

Samenvatting

Doel

Evalueren van de resultaten van een multidisciplinair en gedragsmatig programma bij patiënten met chronische rugpijn.

Opzet

Prospectief cohortonderzoek.

Methode

In 1996 deden in totaal 143 patiënten met chronische rugpijn mee aan een 4 weken durend multidisciplinair en gedragsmatig programma in de Rug AdviesCentra te Zeist, Eindhoven en Noordwijk. Bij aanvang en 6 maanden na afloop werden gegevens verzameld over de prestatie van de rompmusculatuur, pijnintensiteit, functionele beperkingen en met stress samenhangende lichamelijke klachten, en na 6 maanden over werkhervatting, medicijngebruik en medische consumptie. Verschillen in scores bij voor- en nameting werden op statistische significantie beoordeeld met de t-toets voor gepaarde waarnemingen en op klinische relevantie met de ‘reliable change’-index.

Resultaten

De onderzoeksgroep bestond uit 99 mannen en 44 vrouwen met een gemiddelde leeftijd van 41,6 jaar (uitersten: 23-58). Na 6 maanden waren de uitkomstvariabelen statistisch significant verbeterd; afhankelijk van de gebruikte uitkomstvariabele was dit bij 44-91 van de patiënten klinisch relevant. Van de patiënten had 87 volledige werkhervatting gerealiseerd, had 80 geen pijnstillers gebruikt en had 91 geen gebruik gemaakt van gezondheidszorgvoorzieningen.

Conclusie

Het programma leidde tot aanzienlijke verbeteringen bij patiënten met chronische rugpijn.

Auteursinformatie

Rug AdviesCentra Nederland, Soestdijksweg Zuid 15, 3732 HC De Bilt.

Dr.A.A.Vendrig, psycholoog; dr.P.F.van Akkerveeken en dr.R.J.Sanders, orthopedisch chirurgen.

Contact dr.A.A.Vendrig (vendrig@rac-zeist.nl)

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Den Haag, maart 2000,

De multidisciplinaire insteek en de effectmeting die Vendrig et al. beschrijven, zijn een belangrijke stap in de richting van integrale gezondheidszorg (2000:560-3). Toch wil ik namens mijn collegae werkzaam in het veld van arbeid en gezondheid enkele kanttekeningen bij dit artikel plaatsen:

- Het is op zijn minst opmerkelijk te noemen dat de arts voor arbeid en gezondheid, als medisch specialist voor reïntegratievraagstukken, in deze multidisciplinaire aanpak ontbreekt.

- Het verbaast ons enigszins dat er niets vermeld wordt over een arbeidsgezondheidkundige intake aan het begin van een traject. Daarmee is het niet duidelijk wat voor soort werk betrokkenen hebben en of er mogelijk (rug)belastende factoren in het werk of de vrije tijd zijn die reïntegratieduur kunnen beïnvloeden.1

- Over de door betrokkenen gehanteerde copingstijlen wordt in het artikel niets gemeld (er wordt overigens wel een psycholoog genoemd als deelnemer van het behandelteam).

- Het is gebruikelijk dat in wetenschappelijke benadering van reïntegratiemodellen het ‘Hawthorne-effect’ meegenomen wordt. Het artikel gaat hier niet op in.

- Tot slot ontbreekt een controlegroep in dit onderzoek.2

Of deze begeleidingen goed voor de patiënt en zijn of haar werkgever zijn, maken Vendrig et al. onvoldoende duidelijk, want voorlopig zijn er nog geen gegevens over de duurzaamheid van deze reïntegraties.

In het algemeen vinden wij het als specialisten voor arbeid en gezondheid primair van meer belang om aan de oorzaken van arbeidsongeschiktheid iets te doen en dus de arbeidsomstandigheden structureel te verbeteren (primaire preventie) dan te veel geld en energie te besteden aan het ‘fysiek weerbaarder’ maken van de arbeidspopulatie, zoals in dit artikel wordt gepropageerd.

M.M.A. de Valk
Literatuur
  1. Vrijthof BJ. Individuele verzuimbegeleiding [proefschrift Universiteit van Amsterdam]. Hoofddorp: TNO Arbeid; 2000.

  2. Roland M, Jenner JR. Back pain. Manchester: University Press; 1989.

Zeist, april 2000,

Wij danken collega De Valk voor zijn belangstelling en zijn opmerkingen. Hij wijst terecht op het ontbreken van een controlegroep. Dit aspect hebben wij in de discussie besproken. Expliciet hebben wij vermeld dat het een beschrijvend onderzoek betreft dat geen causaliteit pretendeert.

Uit het commentaar van De Valk blijkt hij geen goed beeld heeft gekregen van onze werkwijze. Dat is mogelijk een gevolg van de beknoptheid van het artikel. Daarom geven wij hier enkele aanvullingen: de reïntegratiemedewerker verzorgt tijdens de intake een arbeidsanamnese; psychosociale aspecten van het werk krijgen tijdens de intensieve fase van het programma veel aandacht en psychologische begeleiding is een belangrijk onderdeel van het programma. De bedrijfs- en verzekeringsarts tenslotte is vanaf de aanmelding tot aan het einde van het traject meer of minder intensief betrokken bij het proces van werkhervatting.

Wat het gewicht betreft dat De Valk toekent aan primaire preventie het volgende: dat lijkt theoretisch juist, maar wordt tot op heden ontkracht door de resultaten van recent empirisch onderzoek.1 2 Uit zijn opmerkingen hebben wij de indruk gekregen dat hij primaire en tertiaire preventie tegen elkaar afzet; wij zien primaire en tertiaire preventie juist als aanvullend. Over de duurzaamheid van de resultaten hopen wij binnenkort te publiceren.

Tenslotte, de benadering van het Rug AdviesCentrum samenvatten als ‘het fysiek weerbaarder maken van een arbeidspopulatie’ is volstrekt onjuist. Om De Valk de gelegenheid te geven die mening bij te stellen nodigen wij hem uit voor een bezoek om in detail kennis te nemen van onze werkwijze.

A.A. Vendrig
P.F. van Akkerveeken
Literatuur
  1. Daltroy LH, Iversen MD, Larson MG, Lew R, Wright E, Ryan J, et al. A controlled trial of an educational program to prevent low back injuries. N Engl J Med 1997;337:322-8.

  2. Poppel M. The prevention of low back pain in industry [proefschrift]. Amsterdam: Vrije Universiteit; 1999.