Samenvatting
Twee patiënten, een 66-jarige vrouw en een 56-jarige man, met een inflammatoir syndroom, gewichtsverlies, pijnlijke gewrichten en vergrote klieren in de buik werden langdurig behandeld met corticosteroïden wegens een tentatieve diagnose ‘sarcoïdose’. Omdat deze therapie geen duurzame remissie induceerde, werden de patiënten voor een tweede opinie verwezen. Toen werd de diagnose ‘ziekte van Whipple’ gesteld, bij de eerste patiënt 5 en bij de tweede 4 jaar na het begin van de klachten. Bij beiden was er een gunstig verloop nadat een behandeling met trimethoprim-sulfamethoxazol was ingesteld. Een atypische manifestatie van een vermeende sarcoïdose moet, vooral in geval van gastro-intestinale symptomen en onvoldoende respons op corticosteroïden, doen denken aan de ziekte van Whipple; een duodenale biopsie is dan gerechtvaardigd. De aanwezigheid van een granulomateuze systeemaandoening met een verhoogde serumactiviteit van angiotensine-converterend enzym is niet pathognomonisch voor sarcoïdose. Het onderscheid tussen beide aandoeningen is belangrijk, aangezien de ziekte van Whipple een infectieziekte is waarbij men antibiotische therapie moet toepassen om een fatale afloop te voorkomen.
Reacties