Samenvatting
Doel
Het analyseren van de invloed van de introductie van laparoscopische cholecystectomie op morbiditeit en sterfte bij patiënten die een galblaasoperatie ondergaan.
Opzet
Retrospectief onderzoek.
Plaats
Medisch Centrum Alkmaar, Alkmaar.
Methode
Alle cholecystectomieën van het laatste ‘pre-laparoscopische’ jaar 1990 werden vergeleken met alle cholecystectomieën van het jaar 1992, waarin de laparoscopische cholecystectomie een routineoperatie was geworden. Op deze manier werd selectiebias voorkomen. Hierbij werd gekeken naar pre-, per- en postoperatieve procedures.
Resultaten
In 1990 werden 173 open cholecystectomieën verricht, in 1992 40 open en 146 laparoscopische; de conversieratio was 4. Het onderzoek naar choledochus-stenen nam niet toe, maar het accent verschoof van peroperatieve cholangiografie naar preoperatief endoscopische retrograde cholangiopancreaticografie (ERCP). Het aantal sfincterotomieën nam toe (13,5 van alle ingrepen in 1992 versus 5,4 in 1990; p = 0,02). Eén patiënt overleed aan de complicaties van diagnostische ERCP. Er was geen verschil in de sterfte voor alle behandelingen tezamen (3186 in 1992 (1,6); 2173 in 1990 (1,2)). De morbiditeit in 1992 was niet significant lager dan in 1990 (χ2 = 1,91; p = 0,2). Er ontstonden geen letsels van de ductus choledochus als gevolg van de laparoscopie. In 1992 was de gemiddelde operatieduur langer dan in 1990 (82 min versus 46 min; p < 0,001) en de mediane postoperatieve opnameduur korter (2 dagen versus 6 dagen; p < 0,001).
Conclusie
Introductie van laparoscopie in de galblaaschirurgie ging gepaard met kortere postoperatieve opnameduur en langere operatietijd. Bij vermoeden van choledochus-stenen werd vaker besloten ERCP en zo nodig sfincterotomie te verrichten. Deze veranderingen hadden geen negatieve invloed op morbiditeit en sterfte als gevolg van galblaasingrepen in het algemeen.
Reacties