Vrouwen die zijn behandeld voor cervicale intra-epitheliale neoplasie (CIN), blijven een verhoogd risico op een cervixcarcinoom houden. Deze bevinding publiceerden Nederlandse onderzoekers onlangs in British Medical Journal.1 De vraag dringt zich op of deze vrouwen niet intensiever moeten worden gecontroleerd, zoals dat gebeurt in Zweden. Daar krijgt een patiënte na behandeling het advies om gedurende 25 jaar tweemaal per jaar een uitstrijkje te laten maken.2
Maar zouden we niet eerst een andere vraag moeten stellen, namelijk: zijn de diagnostiek en therapie wel goed genoeg geweest als een patiënte cervixcarcinoom krijgt binnen een beperkt aantal jaren na behandeling van CIN?
Risico op cervixcarcinoom verhoogd
CIN is een voorloperstadium van het plaveiselcelcarcinoom en ontstaat in de transformatiezone van de cervix uteri. In dit gebied wordt endocervicaal cilinderepitheel vervangen door plaveiselcelepitheel. Na een infectie met het humaan papillomavirus (HPV) kan het metaplastische plaveiselcelepitheel veranderen in CIN. Patiënten met CIN worden…
Reacties