Genetisch onderzoek bij mannelijke infertiliteit; een noodzaak

Klinische praktijk
J.H.A.M. Tuerlings
J.A.M. Kremer
E.J.H. Meuleman
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1997;141:1129-33
Abstract

Zie ook de artikelen op bl. 1138, 1141 en 1149.

Van de Nederlandse echtparen is 15 na een jaar onbeschermde coïtus er niet in geslaagd een zwangerschap te bewerkstelligen.1 Bij ongeveer de helft van de paren kan een mannelijke factor voor de fertiliteitsstoornis aangewezen worden.2 Momenteel bekende oorzaken voor een mannelijke fertiliteitsstoornis zijn infecties, cryptorchisme, ejaculatiestoornissen, obstructie van de ductus deferens, medicatie, bestraling en enkele genetische aandoeningen, zoals het Klinefelter-syndroom en het Kallmann-syndroom. Meestal echter blijft het pathofysiologische mechanisme onduidelijk en wordt er van ‘idiopathische mannelijke fertiliteitsstoornis’ gesproken.

Tot voor kort waren er weinig mogelijkheden om de kans op zwangerschap bij andrologische stoornissen te verhogen. Daarin is verandering gekomen door de introductie van de intracytoplasmatische spermainjectie (ICSI), waarbij de zaadcel in vitro rechtstreeks in de eicel wordt geïnjecteerd met behulp van een micropipet.3 De zaadcel die hiervoor nodig is, kan afkomstig zijn uit het ejaculaat bij…

Auteursinformatie

Academisch Ziekenhuis, Postbus 9101, 6500 HB Nijmegen.

Afd. Antropogenetica: J.H.A.M.Tuerlings, klinisch geneticus.

Afd. Obstetrie en Gynaecologie: dr.J.A.M.Kremer, gynaecoloog.

Afd. Urologie: dr.E.J.H.Meuleman, uroloog.

Contact J.H.A.M.Tuerlings

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties