Samenvatting
Doel
Het onderzoeken of patiënten met urge-incontinentie meer psychologische of psychiatrische morbiditeit hebben dan patiënten met incontinentie van een ander type.
Plaats
Dertien huisartspraktijken in Nijmegen en omstreken.
Methode
Bij 110 vrouwen tussen 20 en 65 jaar die in de periode 1 januari 1987-31 december 1989 met de klacht ‘urine-incontinentie’ bij de huisarts kwamen, werd een standaardanamnese opgenomen, die werd aangevuld met een aantal persoonlijkheidsvragenlijsten. De aanwezigheid van psychische en psychiatrische stoornissen werd vastgelegd, evenals het gebruik van psychotrope middelen. De diagnose werd gesteld op basis van de uitkomsten van een urodynamisch onderzoek. De patiënten werden naar type incontinentie met elkaar vergeleken.
Resultaten
Er werden geen verschillen gevonden tussen de 3 groepen patiënten met incontinentie (urge-incontinentie, stress-incontinentie en gemengde incontinentie) met betrekking tot psychiatrische morbiditeit of het gebruik van psychotrope middelen. Evenmin scoorden patiënten met urge-incontinentie hoger wat betreft de psychologische vragenlijsten. Zij voelden zich ook niet angstiger of geestelijk of lichamelijk ongezonder dan de overigen.
Conclusie
De resultaten weerspreken de heersende gedachte dat urge-incontinentie zich kenmerkt door psychische of psychiatrische morbiditeit. Dat andere onderzoekingen dit wel aangeven, is vermoedelijk vooral het gevolg van selectiebias.
Reacties