Samenvatting
Doel
Inzicht krijgen in het aantal en de aard van de schadeclaims die zich in de periode 1993/’01 hebben voorgedaan in bij MediRisk verzekerde ziekenhuizen, en deze vergelijken met die in de periode 1980/'90.
Opzet
Descriptief.
Methode
Gegevens werden verzameld uit het registratiesysteem voor schadeclaims van MediRisk, een verzekeraar tegen medische aansprakelijkheidsrisico's. De gegevens waren bijgewerkt tot en met 31 oktober 2002. Er waren 4058 claims in 3316 gesloten en 742 open dossiers. De uitkomsten werden vergeleken met die van een vergelijkbaar onderzoek over de periode 1980/’90 (3970 claims; 1550 onderzochte dossiers). Aantallen operaties in de periode 1990-2001 werden opgevraagd bij Prismant te Utrecht. Door dossieronderzoek werd informatie verkregen over het gebruik van juridische procedures.
Resultaten
Vergeleken met 1980/'90 was er in 1993/’01 een toename (34) van het aantal ingediende schadeclaims over medisch handelen. Die toename was kleiner dan de groei van het aantal risicovolle ingrepen (47). Het percentage afgewezen schadeclaims was 60 in de periode 1980/'90 en 68 in 1993/’01. In beide perioden betroffen de meeste schadeclaims snijdende specialismen, in het bijzonder algemene chirurgie. In 370 van de 3316 gesloten dossiers (11) was een juridische procedure vermeld: klachtencommissie (5; in 1980/'90 waren ziekenhuizen niet verplicht een klachtencommissie te hebben), civiele rechter (3; was 4 in 1980/’90) en Tuchtcolleges Gezondheidszorg (3; was 6 in 1980/'90).
Conclusie
De toename van het aantal schadeclaims tegen bij MediRisk verzekerde ziekenhuisorganisaties was beperkt in vergelijking met het aantal verrichte medische ingrepen. Het aantal juridische procedures over deze claims was in absolute zin toegenomen, maar in verhouding met het aantal schadeclaims afgenomen.
Geen spectaculaire ontwikkeling van medische schadeclaims in Nederland: 1993/'01 in vergelijking met 1980/'90
Zeist, juni 2004,
Hubben en Christiaans (2004:1250-5) concluderen in de samenvatting van hun artikel het volgende: ‘De toename van het aantal schadeclaims tegen bij MediRisk verzekerde ziekenhuisorganisaties was beperkt in vergelijking met het aantal verrichte medische ingrepen. Het aantal juridische procedures over deze claims was in absolute zin toegenomen, maar in verhouding met het aantal schadeclaims afgenomen.’
De auteurs geven hier een relatie aan tussen het aantal schadeclaims en het aantal verrichte medische ingrepen (en daarmee bedoelen zij aantallen operaties). In de titel zijn de auteurs niet zo specifiek en extrapoleren zij de bevindingen die betrekking hebben op de operatieaantallen en de daarbijbehorende aantallen claims, ook naar die van de niet-snijdende en de ondersteunende specialisten. Mijns inziens is de algemene boodschap die verwoord wordt in de titel van dit artikel derhalve niet onderbouwd. Dat is ze pas indien aantallen patiëntencontacten in de beide vergeleken perioden voor de genoemde specialismen worden vermeld en daaruit dezelfde conclusie als voor de snijdende specialisten kan worden afgeleid.
Tenslotte zou het voor de lezer interessant zijn te weten hoe vaak er in de vergeleken perioden op grond van welke criteria door MediRisk wordt geschikt, waardoor er niet behoeft te worden geprocedeerd.
Geen spectaculaire ontwikkeling van medische schadeclaims in Nederland: 1993/'01 in vergelijking met 1980/'90
Arnhem, juli 2004,
Houwert zou een punt hebben indien medische schadeclaims gelijkelijk zouden zijn verdeeld over snijdende en niet-snijdende specialisten. De werkelijkheid is echter anders: de snijdende specialisten nemen, zowel qua aantal schadeclaims als qua hoogte van de daarmee gepaard gaande betalingen, het leeuwendeel voor hun rekening. Uit tabel 2 van het artikel blijkt ook dat in de periode 1993-2001 drie keer zoveel schadeclaims over de snijdende specialisten zijn afgehandeld als over niet-snijdende collega's. De ontwikkeling op het gebied van de medische schadeclaims wordt dus bepaald door de snijdende specialismen en niet door de andere specialismen. De bedrijfsarts bijvoorbeeld komt in dat kader vrijwel niet voor.
De vraag naar de criteria die aan een schikking ten grondslag liggen, is inderdaad interessant, maar vormde geen onderdeel van de vraagstelling van ons onderzoek. Overigens valt die vraag aan de hand van dossieronderzoek nauwelijks te onderzoeken doordat een schikking in de regel het resultaat is van een ingewikkeld en langdurig proces van onderhandeling dat zich moeilijk laat reconstrueren.