Gastro-enteritis door Salmonella afkomstig van als huisdier gehouden slangen

- A Salmonella subspecies associated with reptiles (Salmonella enterica subspecies diarizonae) was isolated from the stool of a 19-year-old man with gastroenteritis. The same species was isolated from stool and urine samples taken from terraria found in the home of the patient’s parents where snakes were kept. A high percentage of reptiles in the wild and in captivity are asymptomatic carriers of Salmonella species that can be transmitted to humans who come in contact with these animals. Unlike in the United States of America, for example, cases of reptile-associated infections have scarcely been published in the Netherlands and targeted information on the risk of infection is lacking. Because the popularity of exotic pets – and thereby the risk of infection – is increasing in the Netherlands, targeted information for veterinarians, traders and owners of exotic pets is warranted to prevent reptile-associated salmonellosis.

Ned Tijdschr Geneeskd. 2006;150:2266-9

Samenvatting

Uit de feces van een 19-jarige man met gastro-enteritis werd Salmonella enterica subspecies diarizonae geïsoleerd, een Salmonella-subspecies die is geassocieerd met reptielen. In het ouderlijk huis van de patiënt werden slangen gehouden. Uit feces- en urinemonsters uit de betreffende terraria werd dezelfde species gekweekt. Reptielen, zowel in het wild als in gevangenschap, zijn met hoge percentages asymptomatisch drager van Salmonella-species, die in de omgang met deze dieren kunnen worden overgedragen op de mens. In tegenstelling tot bijvoorbeeld in de VS is over met reptielen geassocieerde Salmonella-infecties in Nederland nauwelijks gepubliceerd en ontbreekt goede voorlichting over het besmettingsgevaar. Omdat de populariteit van het houden van exotische huisdieren en daarmee het risico op infectie ook in Nederland sterk toeneemt, is gerichte voorlichting aan dierenartsen, handelaren en eigenaren nodig om salmonellose door reptielen te voorkomen.

Ned Tijdschr Geneeskd. 2006;150:2266-9